Er zijn mensen die niet kunnen/willen geloven dat ‘slachtoffers’ van zedenzaken liegen. Je gaat toch niet voor de lol aan de politie vertellen dat je misbruikt bent?
In de periode 2001-2002 bleek dat van de onderzochte 31 zedenzaken er 16 niet in aanmerking kwamen voor vervolging, omdat de aangifte niet betrouwbaar was.
Niet betrouwbaar is niet per definitie hetzelfde als liegen, maar het komt wel in de buurt.
Ik heb iets met zedenzaken.
Ze fascineren me mateloos. Dat heeft niets met seksualiteit te maken, maar alles met de manier waarop de politie omgaat met slachtoffers en verdachten. Nergens anders worden slachtoffers zo omzichtig benaderd en verdachten zo hard aangepakt.
Emotioneel te begrijpen. Professioneel niet.
‘Bij zedenzaken zie je regelmatig een heel eenzijdig dossier, waarin de aangifte zomaar voor waar wordt aangenomen. De politie gaat heel voorzichtig met het ‘slachtoffer’ om en kijkt daarom niet kritisch naar de aangifte’
Aan het woord is advocate Ivonne Leenhouwers. In de Trouw van zaterdag 4 april spreekt zij over een bizarre zedenzaak waarbij een vader volkomen ten onrechte als misbruiker van zijn kinderen wordt weggezet.
Ontluisterend en helaas op punten herkenbaar uit de praktijk.
Op 17 maart 2008 wordt een gescheiden vader door agenten opgehaald. Door een suggestief en sterk sturend verhoor bekent de man schuld. Na zeven maanden voorarrest blijkt dat de aangifte van de kinderen (het misbruik kwam in ‘beelden’ en ‘dromen’ voorbij) aan alle kanten rammelt. Zo zou de vader in een kelderbox kinderporno-opnamen hebben gemaakt. Na onderzoek blijkt de betreffende box niet eens stroom te hebben. De rechtbank in Breda spreekt hem vrij. Waarschijnlijk was er sprake van sterke verbeelding bij de kinderen. Al dan niet gevoed door een problematische scheiding.
Maar kan dat eigenlijk allemaal? Kunnen volstrekt onschuldige mensen zomaar ineens het jarenlange misbruik van de eigen kinderen bekennen?
Ja, dat kan.
‘Als je het maar slim genoeg aanpakt, kun je iedereen alles laten bekennen’
Bovenstaand citaat is van rechtspsycholoog Willem Albert Wagenaar. De hoogleraar rechtspsychologie figureert eveneens in het verhaal in Trouw over valse bekentenissen.
Wie denkt dat een verhoor gewoon een kwestie is van netjes open vragen stellen en op antwoorden wachten, heeft het mis. Een verhoor bestaat uit het opbouwen van druk.
De vader in bovenstaand voorbeeld werd bijvoorbeeld geconfronteerd met de doordringende vraag: wie liegt er nou, jij of je kinderen?
Verhoorders maken gebruik van psychologische zwakheden in de mens. Veel mensen vermijden bijvoorbeeld graag het conflict, zijn meegaand/gezagstrouw (in ieder geval in een verhoorsetting) en geneigd altijd en overal verbanden te leggen. Ook als ze er op het eerste oog niet zijn.
Dat laatste is ook niet zo gek. Zo zitten onze hersenen nu eenmaal in elkaar. Als wij in een bosje een miniem stukje tijger denken te ontwaren, denkt ons hoofd er meteen een gevaarlijke tijger bij. Evolutietechnisch gezien erg handig.
Maar niet zo handig als twee boos kijkende rechercheurs willen weten of je je kinderen hebt misbruikt.
De gescheiden vader wist zich niets te herinneren van seksueel misbruik. Stelselmatig ontkende hij iets met de zaak van doen te hebben. Voor zijn verhoorders was dat geen enkel punt. Zij vertelden de man dat hij alles waarsschijnlijk verdrongen had en dat hij ‘een muurtje’ om zijn herinneringen heeft gemaakt. Zij zouden hem wel even helpen de muur te slechten.
En zo werd langzaam maar zeker het misbruik gereconstrueerd. De verdachte verliest zijn twijfel en zijn zelfvertrouwen door de slopende verhoorsessies en gaat invullen en raden. Het verhoor is ineens een brainstormsessie. Ondanks zijn onschuld komt hij tot een bekentenis.
Het levert hem uiteindelijk zeven maanden cel op. Voorarrest.
De grote vraag is natuurlijk. Hoe is dit te voorkomen?
Een goede stap naar een oplossing is/was de oprichting van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ). Dit team van psychologen en gedragskundigen houdt een aangifte goed tegen het licht en kijkt specifiek naar de geloofwaardigheid.
Maar er is nog een oplossing, aangedragen door rechtspsycholoog Albert Wagenaar:
”Alle verhoren zouden op video moeten worden opgenomen, zodat de rechter ze kan zien. Nu moet hij het doen met een schriftelijk verslag, vol samenvattingen en parafrases door de agenten. Een rechter zou in beginsel zelfs moeten zeggen: een bekentenis geloof ik niet, tenzij hij in de rechtszaal is gedaan of ik hem op video zie.”
En zo is het.