Beeld van de eenzaamheid

Ik denk in beelden.

En dat is niet altijd handig voor een rechtbankverslaggever.

Ergens in de namiddag loop ik naar mijn auto. Een paar rechtszaken ijlen na in mijn gedachten. Mijn hoofd schuift er ietwat onrustig vage dia’s bij.

Hoewel de beelden door elkaar lopen, duikt zo nu en dan steeds hetzelfde plaatje op. Het beeld van een 14-jarig meisje op de achterbank van een auto.

Ze zit er al dagen. Achter geblindeerd glas.

Af en toe krijgt ze wat te eten en drinken. Van een man die ze niet kent.

Ze zit er uit vrije wil. Ook dat nog. En ze weet het zeker. Zo zeker als een meisje van veertien het weten kan.

Ze wil niet meer terug naar haar ouders. Zelfs een naar softdrugs stinkende auto van een onbekende man van dertig is beter dan dat. Alles beter dan dat.

Zit je dan. In je spijkerbroek. En je PDD-NOS. Als het donker begint te worden, maak je je klaar voor de nacht. Je hoort fietsers voorbijkomen. Druk pratend. Over leuke dingen. Feestjes. Vakanties.

Over de dingen die het leven bijzonder maken. Contact met anderen. Verbondenheid. Over zien, maar vooral gezien worden.

Een verliefd stelletje schuifelt langs de auto. Je hoort haar lachen om een grap die ze normaal gesproken helemaal niet zo leuk zou hebben gevonden. Je ziet haar in gedachten haar hoofd overdreven naar achteren slaan. Je weet dat ze zich onschendbaar voelen. Sterker dan ooit. Alles ervaren ze samen.

Je valt in slaap. Alleen.

De dagen gaan voorbij. Heel soms verlaat je even de auto.

Omdat de man van dertig zo aardig is je even in het huis van zijn ouders te laten douchen. Slapen mag je er niet. Omdat hij weliswaar al dertig is, maar toch geen vrouwen in zijn kamer mag hebben. Zijn moeder hanteert strenge regels.

Even douchen. En dan weer terug.

Uiteindelijk eindig je toch weer bij je ouders. Omdat de politie naar je op zoek gaat. En televisieprogramma’s nu eenmaal graag meewerken aan opsporingsberichten.

Er volgt een rechtszaak.

Want meisjes van veertien vallen onder het gezag van ouders. En mannen die weggelopen meisjes onderdak bieden zijn strafbaar. Hulp bieden is mooi. De politie bellen is beter.

De man van dertig moet zich melden bij de rechter. Hoort een werkstraf tegen zich eisen. Hij komt over zoals zijn moeder hem graag ziet.

Als een kind.

Iemand die niet begrijpt wat hij nu eigenlijk verkeerd heeft gedaan. Zij wilde niet terug. Hij bood hulp. Klaar. En de politie bellen kon hij niet. Hij wist het telefoonnummer niet.

Het kind van dertig is zo weer uit mijn gedachten.

Het meisje van veertien niet. Ik zie haar nog steeds in die auto. Op de achterbank. In het donker.

En vraag me af hoeveel eenzaamheid een mens eigenlijk kan verdragen.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *