Het is moeilijk voor te stellen, maar er zijn mensen die vinden dat de politie eens een keer echte boeven moet gaan vangen en niet zo moet letten op mensen die te hard rijden of met een slok op achter het stuur zitten.
Voor die mensen is onderstaand verhaal misschien aardig om te lezen.
Het verhaal gaat over Jan uit de stad Groningen.
Jan heeft zijn leven aardig op de rails. Hij runt samen met zijn vader een zeefdrukkerij en geniet van het gezinsleven. Niets mooiers dan nog even voetballen met zijn kinderen als hij thuis komt van zijn werk.
Op 23 januari 2009, zo rond een uur of vijf, zal dat voorgoed veranderen.
Het regent die dag en het begint al aardig duister te worden als Jan over het Hoendiep rijdt. Ter hoogte van de Diamantlaan in Vinkhuizen stopt hij voor het verkeerslicht. Als het licht op groen springt en Jan rustig het koppelingspedaal op laat komen, volgt een enorme knal.
Die knal is Harry.
Harry is in 1956 geboren in Haren en heeft het in zijn leven even niet zo gemakkelijk. Hij is op zoek naar zingeving, maar kan die maar niet vinden. De gewezen kunstenaar worstelt met zichzelf en om die worsteling een beetje draaglijk te maken, grijpt Harry met enige regelmaat naar de fles.
Op 23 januari 2009 meent Harry dat genoeg genoeg is. Hij wil van de drank af en het liefst zo snel mogelijk. Om kwart over vier heeft hij daarvoor een afspraak staan met zijn huisarts. Om zichzelf moed in te drinken stopt hij op de weg naar de arts bij een winkel in Hoogkerk. Tussen de dagelijkse boodschappen zit een fles port die hij op de bijrijdersstoel zet. Zo af en toe neemt hij een flinke slok.
Zijn alcoholpromillage begint op te lopen.
Dan volgt het bezoek aan de huisarts. Na een gesprek van drie kwartier verlaat hij enigszins teleurgesteld de praktijk. Het gesprek verliep op zich goed, maar Harry had gehoopt op meer. Op een echte positieve nieuwe start. Hij neemt nog een paar slokken port en start zijn auto. Via het Hoendiep gaat hij weer naar huis.
Het alcoholpromillage in zijn bloed nadert dan met rasse schreden de 2.0. Toegestaan is 0.5.
Als hij de Diamantlaan nadert, weet hij dat hij dat de stad weer achter zich heeft gelaten. De rij auto’s die voor hem langzaam in beweging komen, ziet hij niet.
Boem.
De politie zoekt later tevergeefs naar remsporen.
In eerste instantie denkt Jan er goed vanaf te zijn gekomen. Hij heeft wel wat last van zijn nek, schouders en rug, maar het lijkt allemaal mee te vallen. Het zal de stijfheid in zijn lijf zijn na de klap.
De pijn in zijn lijf verdwijnt echter niet. Jan moet aan de medicijnen. Zijn leven verandert langzaam maar zeker in een puinhoop. De klap voor het verkeerslicht heeft de energie en de concentratie uit zijn lijf geslagen. Jan kan eigenlijk niet meer aan het werk, waardoor zijn vader, die het rustig aan wilde gaan doen, op zijn tenen moet lopen om het bedrijf draaiende te houden.
Ook thuis is hij geen schim meer van wie hij ooit is geweest. Als hij het deksel van de pot appelmoes open wil hebben, moet hij hulp vragen. En als hij volledig kapot thuiskomt van zijn werk, moet hij de kinderen nee verkopen. Pappa heeft niet meer de kracht om te voetballen.
De aangeslagen Jan vat het zelf als volgt samen: ”Eerst kon ik alles en nu helemaal niets. Het afgelopen half jaar was een hel. Ik heb constant pijn en ben radeloos van frustratie.”
De politie heeft als taak om boeven te vangen. Daar zal iedereen het wel over eens zijn.
Het is de definitie van boef waar blijkbaar misverstanden over bestaan.