Het moet eind 2001 zijn geweest. Ergens in de herfst. Een donkere bestelbus passeert de slagboom van het terrein van het Universitair Medisch Centrum Groningen.
De bus stopt tussen twee gebouwen. Hemelsbreed slechts tien meter van elkaar. In het hoogste gebouw lopen vrouwen met nieuw leven. Meestal zijn ze blij. Soms wat ongerust.
In het kleine gebouw heerst de dood. Op steriele tafels met gaatjes. Wie ooit een dode heeft gezien, herkent ineens de kracht van levende ogen.
Twee mannen in donkere pakken stappen uit de bestelbus. Ze komen voor de dood. Opvallend genoeg gewikkeld in witte lakens. Een jonge dood. Bijna naakt. Alleen een luier bedekt haar lijkbleke lijf.
De dood reist in een goedkope houten kist. En was 21 jaar oud.
In de lente van 2002 komt de rechtbank met een vonnis. Zeven maanden gevangenisstraf voor de man die met een enkele kogel de kracht uit haar ogen joeg.
Met aftrek van voorarrest. Voor dood door schuld.
Er was vijf jaar celstraf geƫist. Voor doodslag.
Nu kun je van alles zeggen over strafmaat en bewijskracht. Over een vriend die per ongeluk zijn vuurwapen af liet gaan omdat hij stoer wilde zijn. Of misschien wel niet zo per ongeluk deed wat hij in beginsel al nooit had moeten doen.
Maar wat doet het er toe?
Wat voegt het nog toe aan het beeld van een klein groepje nabestaanden, ergens eind 2001, op weg naar dat wat ze nooit van hun leven hadden willen zien. Een goedkope kist. In een gang. Onder het koude licht van een TL-balk.
De confrontatie met de dood. Van hun dochter. Kleinkind. Zusje.
Onafwendbaar na die eerste knal. Na het telefoontje. Voor het lange wachten. Op een lichaam dat eerst onderzocht moet worden. Dat naar een laboratorium moet. Ver van waar het ooit werd geboren.
Dat pas na dagen weer beschikbaar is. Koud. Onder een TL-balk van een troosteloos gebouw. Met koude kamers waar kisten naast elkaar wachten op een laatste blik. Tien dode bejaarden zij aan zij in een kamer. Dat u niet denkt dat uw geliefde een eigen kamer heeft als u er even niet bent.
En de jonge dood in de gang.
Ik ken dit verhaal. Omdat ik er bij was. Omdat ik het vrolijke dolfijntje op haar rechterschouder soms nog steeds zie. En haar laatste kleren. En de foto’s met ogen vol kracht.
En de benen van de moeder die de confrontatie niet konden dragen. De schreeuw. Het leed.
Zeven maanden. Zeven jaar.
Wat doet het er dan eigenlijk allemaal nog toe?
Ach ja wat doet het er allemaal toe. Ze kunnen hem net zo goed meteen vrij laten, toch?
’tuurlijk doet het er toe. Het zal er altijd toe doen.
het is triest te moeten lezen, dat iemand op jonge leeftijd zijn of haar leven moet laten voor zo een klojo, die geen achting voor het leven heeft van iemand anders! zo iemand zouden ze in de oorloog moeten sturen als kanonnenvoer, en als de kogelen hem om de oren suizen, weet hij misschien? wat leven betekend als de dood zo dichtbij is, en hij geen hoop op leven heeft dat was gerechtigheid.!
Wat heb je dit onzettend goed en mooi ge/beschreven, Chris.
Chapeau!
En het doet er natuurlijk wel toe, voor de nabestaanden, tot ook zij hun ogen voorgoed sluiten. Levenslang dus.
Die 7 maanden vergelding steken daar erg schril tegen af, of er nou opzet in het spel was of niet.
Hallo Chris,
Je hebt dit heel treffend verwoord! Het doet er inderdaad niet meer toe, herstel is immers onmogelijk en een mensenleven is onbetaalbaar, maar toch ook weer wel, maar dat is de andere klant aan het gebeurde.
Gewoon speachless zoals je dit verwoord, heel goed blog !