‘Neem maar afscheid van je moeder’

Het is 20 juli 2013. In een woning in de stad Groningen ligt de verstandelijk gehandicapte Daniëlla van Bergen (20). Ze zit onder de blauwe plekken. Haar gezicht is bont en blauw. Zo erg dat alleen haar oogjes nog zichtbaar zijn. Haar moeder heeft crème op haar gezicht gesmeerd. Om de wonden toe te dekken. Over twee uren zal ze niet meer leven.

Haar stiefvader Geert W. heeft haar dan al zes weken lang om de dag in elkaar geslagen. Op haar hoofd heeft ze wonden. In haar been een diepe steekwond. Zo diep dat de spieren zichtbaar zijn. Het letsel is zo erg dat haar moeder haar ziek heeft gemeld. Zo kan ze niet over straat.

Dan wil Geert bier. En snel ook. Daniëlla gaat met haar moeder naar de supermarkt. Als ze terugkomt, zegt Geert dat ze alvast maar afscheid moet nemen van haar moeder en broertjes. Daniella vraagt waarom, maar ze krijgt geen antwoord.

10 minuten

De moeder van de jonge vrouw gaat dan naar boven met de andere twee kinderen. Ze hoort gekrijs en geschreeuw. Daniëlla smeekt. Even later komt Geert boven. Hij ziet lijkbleek en zegt dat Daniëlla over tien minuten afgemaakt zal worden. De moeder doet niets en blijft waar ze is.

Geert liegt over de tijd. Het zal nog zeker twee uren duren. Twee uren waarin het gegil en gesmeek tot aan de bovenste verdieping reikt. Bij de buren zetten ze de tv zachter om te luisteren. Ook daar dringt het ijselijke geluid door. Dan hoort de moeder een ‘knik’ en is het stil. Geert komt boven. Onder het bloed. In de kamer ligt een stukgeslagen honkbalknuppel. Daniella ligt beneden in een vreemde bocht.

Moeder en stiefvader verslepen het dan al koude lichaam van de jonge vrouw naar de trap. Het moet op een ongeluk lijken. Geert W. verlaat het huis. In zijn plaats nemen ambulancebroeders bezit van het huis. Overal zit bloed. De ervaren medici ruiken onraad. Dit ziet er niet uit als een val van de trap. Hier is meer aan de hand. Een dag later sterft Daniëlla in het ziekenhuis aan onnoemelijk veel letsel.

Geen schijn van kans

Het rapport van de lijkschouwer leest als een horrorverhaal. Botbreuken. Twee gebroken nekwervels, talloze bloeduitstortingen. De jonge vrouw is letterlijk kapotgeslagen. Ze had geen schijn van kans tegen de toorn van haar eigen stiefvader.

Deskundigen concluderen later dat Daniëlla, die door haar handicap functioneerde als een meisje van negen jaar, opgeofferd is in een slechte relatie. Het slachtoffer van een zwakbegaafde moeder die niet de kracht had om zich te verzetten tegen een gestoorde stiefvader. Een moeder ook die wellicht niet deed wat ze moest doen uit pure jaloezie. Omdat Geert W. Daniëlla als zijn vriendin zag. Als iemand met wie hij regelmatig seks zou hebben gehad.

‘Help mij dan’

De moeder van Daniëlla had een zorgplicht. Ze wist van het leed. Na een van de vele mishandelingen ving ze haar dochter op onder de douche. Daniëlla smeekte om hulp: ‘Mam, ik kan niet meer. Alles doet mij pijn. Ik ben kapot. Help mij dan, mam. Help mij dan!’

Mam deed niets. Ze liet het gebeuren.

Vlak voor de rechtszaak lekt ineens een rapport uit. Over de meer dan tien hulpverlenende instanties die het gezin moesten helpen. De belangrijkste conclusie is duidelijk: de veiligheid van de kinderen had geen prioriteit. Meerdere meldingen van geweld bij politie en andere instanties maakten haar penibele situatie niet anders.

Hel op aarde

Tijdens de rechtszaak tegen de moeder en de stiefvader staat de officier van justitie stil bij de ernst van de zaak: ‘Dit is een strafzaak die we gelukkig zelden zien. Een zaak die iedere toehoorder emotioneel diep zal raken. Een nachtmerrie voor Daniëlla. Wat moet zij hebben geleden. Een hel op aarde.’

De conclusie na de moord op een onschuldig verstandelijk gehandicapt meisje is bijzonder wrang, maar daarom niet minder waar. Ze was helemaal alleen.

Niemand die haar hielp.

Lees ook van Chris Klomp:

Martelen is menselijk

Delen