Privacy

 

Rechtbankverslaggevers vormen een beetje een apart clubje binnen de journalistiek.

Ze hoeven zich van de Raad voor de Journalistiek in de regel niet aan het basisprincipe van hoor en wederhoor te houden en mogen praktisch alles opschrijven wat ze horen in een rechtszaak.

De serieuze journalistiek in Nederland kent echter zelfcensuur.

Het komt er op neer dat we een oprechte  poging zullen wagen om de privacy van mensen te beschermen. Dat klinkt allemaal harstikke mooi en nobel, maar is veel moeilijker dan het op het eerste gezicht lijkt.

Dit is wat de Raad voor de Journalistiek er van zegt:

Een nieuwsbericht dient zoveel mogelijk de gegevens te bevatten, die het het publiek mogelijk maken zich een waarheidsgetrouw beeld van het desbetreffende nieuwsfeit te vormen. Daartegenover staat dat de journalist de privacy van personen niet verder zal aantasten dan in het kader van zijn berichtgeving redelijkerwijs noodzakelijk is. Een inbreuk op de privacy overschrijdt de grenzen van zorgvuldige journalistiek wanneer deze niet in redelijke verhouding staat tot het maatschappelijk belang van de publicatie.

Misschien zijn er mensen die denken dat het zo vaag mogelijk omschrijven van een verdachte de oplossing is.

Maar dat valt tegen.

Ik had deze week twee rechstzaken waar die gevoeligheid goed naar voren kwam.

Ten eerste was daar de SRV-zaak. Een ondernemer met een rijdende winkel zou een minderjarige zaterdaghulp in zijn winkelkar hebben betast. In het strafdossier dook de term SRV op als een soort vage omschrijving van het beroep van de man in kwestie. 

Ik noemde hem in eerste instantie dan ook een SRV’er, maar werd er door mijn collega fijntjes op gewezen dat een dergelijke omschrijving wel eens nadelig uit zou kunnen pakken voor de collega’s van de man. Deze specifieke verdachte had slechts een broodkar en niet een hele rijdende supermarkt, zoals wellicht enkele collega’s.

Ik veranderde het bericht van SRV’er naar de eigenaar van een rijdende winkel.

 Om er even later achter te komen dat er meer rijdende winkels zijn in het dorp van de verdachte. Ik plaatste het woord broodkar er bij, maar het is de vraag of die nuance makkelijk opgepikt kan worden als een verhaal eenmaal aan het rollen slaat.

Dan toch maar initialen gebruiken? 

Bij RTV Noord doen we in de regel niet aan initialen, of het moet wel een hele grote zaak zijn. Johnny B. bijvoorbeeld. Willem van E. Anders niet.

Tsja. Dan raken de opties wel een beetje uitgeput.

De tweede zaak is helemaal een aparte. De verdachte runt een tatoeage-shop in de stad Groningen. Hij zou enkele vrouwelijke klanten onzedelijk hebben betast tijdens het zetten van een tatoeage. De scherpe naald op de blote buik en voelen maar.

In de straat waar de ondernemer zijn zaak runt, zit maar één tattoo-shop. Vermelding van de straatnaam valt dus in principe af. Dan weet iedereen meteen wie wie is.

Een tattoo-shop in de stad dan maar?

Probleem is dan wel dat je daarmee meteen alle shops in de stad in diskrediet brengt. Je zal maar een tattoo-shop hebben en klanten verliezen door een stukje in de krant.

Een probleem zonder oplossing. De aard van de onderneming speelt hier een cruciale rol. Het is de kern van je berichtgeving. Daar ontkom je niet aan.

Door in dit verhaal te specifiek te zijn, dupeer je de verdachte. En door te veralgemeniseren de hele beroepsgroep.

In dit geval moet je erkennen dat  je het dus nooit helemaal goed doet.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *