Daar sta ik dan. In een keurig zwart pak. Voor mij ligt een langwerpig pakket linnen. Afzender: Nederlands Forensisch Instituut. Tussen het linnen ligt het dode, naakte lichaam van een jonge vrouw. Ik realiseer me ineens dat het vandaag letterlijk mijn taak is om de recent vermoorde vrouw te verzorgen en zo waardig mogelijk terug te geven aan haar rouwende ouders.
Voor ik verder ga. Dit is best een lang verhaal. Een ouderwetse reportage. Het verscheen ooit in een regionale krant met een oplage van een paar duizend lezers. Ik hoop met deze bewerkte online publicatie nieuw leven in het stuk te blazen. Noem het een tweede kans. Maar weet dat het u enige tijd gaat kosten om het helemaal te lezen.
Mijn eerste overledene zal ik nooit meer vergeten. Ik ben nog niet eens gewend aan mijn strakke zwarte pak als ik quasi nonchalant het mortuarium van het academisch ziekenhuis binnenloop. Op een steriele stalen tafel ligt een in wit linnen gewikkeld lichaam. Als het linnen onder de handen van de arts wijkt, verschijnt een jonge vrouw. Op de luier om haar heupen na is ze volledig naakt. Een kleine tatoeage van een dolfijn siert haar schouder. De dood heeft haar huid lijkbleek gekleurd. Ze is op tragische wijze om het leven gekomen. Veel meer weten we er niet van, behalve dat ze veel te jong is om zo eenzaam en zielloos op deze trieste plek te liggen. Haar ouders hebben haar na die fatale schietpartij al veel te lang niet meer gezien.
Met een uitgestreken gezicht en een gespeelde professionele blik schuif ik het zielloze lichaam in de geblindeerde, zwarte rouwauto. Alsof ik het al tientallen keren heb gedaan. Ik heb een brok in mijn keel, maar dit is wat ik wilde. Vierentwintig uur meedraaien in de loodzware ‘kistdienst’ van een uitvaartonderneming.
08.30 uur
De dienst begint. ‘Collega’ Kees van de plaatselijke uitvaartverzorger heeft mijn mobiele nummer en we hebben afgesproken dat hij mij op elk moment van de dag kan bellen. Hij is met zijn 32 jaar jong voor de branche en had vroeger een eigen videotheek en een kwekerij. Na een bijna-dood ervaring door een hartstilstand wilde hij echter een andere draai aan zijn leven geven. ,,Ik heb het idee dat ik een tweede kans heb gekregen. Ik wil mensen helpen die op hun kwetsbaarst zijn. Als dat lukt, geeft zoiets ongelooflijk veel positieve energie.’’
De ochtend gaat voorbij zonder telefoontje. Ik betrap mij er op dat ik toch stilletjes hoop dat er vandaag iemand doodgaat. In de middag komt dan toch het verlossende telefoontje van Kees. Eindelijk: ‘er is een kist’. Om drie uur mag ik met knikkende knietjes naar het kantoor. Ik verruil mijn dagelijkse kloffie voor een glimmend zwart pak en nette schoenen. De jonge vrouw uit het mortuarium is onze eerste klant.
17.00 uur
Veel tijd om stil te staan en na te denken is er niet. Nadat we het dode lichaam van de jonge vrouw uit het mortuarium hebben gehaald en tijdelijk ergens hebben opgebaard, worden we naar een verpleeghuis gezonden. Als we via de hoofdingang een nu nog lege kist het gebouw binnen willen rollen, snelt een zuster ons met wapperende panden hoofdschuddend tegemoet. We zijn niet welkom op deze plek, de dood reist niet door de voordeur. Enigszins beschaamd rijden we naar de dienstingang, achter het gebouw. ‘Het afhaalloket’, zoals Kees het grinnikend en met gevoel voor zwarte humor noemt. Het is de eerste indicatie van de typische galgenhumor waardoor het werk voor hem draaglijker is.
In een kamertje ligt een van de bewoners dood op een brancard. Zusters van het verpleeghuis hebben de oude vrouw al aangekleed. Toch moet Kees nog even met zijn speciale koffertje aan de slag. De ‘beautycase’ van het uitvaartwezen zit vol watten, make-up, stalen gereedschap, naalden, speciale oogkapjes, geurflesjes en secondelijm. Kees schuift voorzichtig bruine, plastic oogkapjes onder de oogleden. Een noodzakelijk kwaad. De opstaande randjes voorkomen het openen van de ogen als treurende nabestaanden een laatste blik in de kist werpen. Een drupje secondelijm doet de rest. Deze vensters van de ziel zullen nooit meer open gaan.
De mond van de overledene is een ander verhaal. Ik hou mij sterk, maar het is geen prettig gezicht om te zien hoe Kees met naald en draad de mond dichtnaait. Het moet gezegd, als hij klaar is zie je er niets meer van en Kees doet het voorzichtig en met respect. We brengen de vrouw naar het uitvaartcentrum en rijden meteen door naar het ziekenhuis. Op naar de volgende kist.
19.00 uur
Het mortuarium wacht en is precies zoals in de film. Koud en kil. Een dubbele rij stalen deuren onder elkaar. Met een speciale slede glijden we een oudere vrouw uit een koelcel. Er is sectie op haar lichaam gepleegd, dus we moeten uitkijken. Dode lichamen worden cosmetisch gezien niet altijd even netjes dichtgemaakt en het kan zijn dat de schedel van de vrouw is gelicht. Oppassen dus.
De vrouw is volledig naakt en we kijken welke kleding de nabestaanden hebben uitgezocht. Het is even wennen en je moet toch een drempel over om een koud en levenloos lichaam aan te pakken. De dunne rubberen handschoenen bieden geen bescherming tegen deze emotionele barrière. Het voelt bovendien raar om als volslagen vreemde aan een naakt lichaam te zitten. Maar ik zet door en we kleden haar aan. Een dood lichaam werkt niet mee en we moeten regelmatig flink kracht zetten om het lichaam te draaien. Om lekkage te voorkomen stopt Kees de vrouw af. Lange stroken vochtopnemend materiaal gaan via de neus naar binnen. Het is geen prettig gezicht en af en toe klinkt een onheilspellend geluid, maar het voorkomt dat nabestaanden straks worden geconfronteerd met een nog veel vervelender gezicht.
Om de mond van de vrouw dicht te naaien, moet Kees haar kaak even los maken. Het valt mij op hoe respectvol en voorzichtig hij te werk gaat. ,,De verhalen dat wij botten moeten breken om iemand in de kist te krijgen zijn niet waar. Lijkstijfheid is een rekbaar begrip. Je krijgt er altijd wel wat beweging in.’’ Kees rijgt met een lange naald een sterke draad via de neus en de mondholte door de kin. De draad gaat via de kin naar buiten en verdwijnt daarna weer via de kin in de mondholte. Een flinke knoop zorgt ervoor dat de kaken voorgoed gesloten worden.
Terwijl we geconcentreerd bezig zijn, verschijnt er een bewaker in de deuropening. Als hij ziet wat we aan het doen zijn, deinst hij verschrikt terug. Ik geef hem geen ongelijk, het moet ook een raar gezicht zijn. Twee jonge mannen in zwarte pakken druk aan het werk boven het lichaam van een dode vrouw. Het blijkt dat we een deur open hebben laten staan en de bewaker spreekt ons op gepaste afstand vermanend toe. Na zijn korte speech sluit hij snel weer de deur. Wie de dood niet ziet, leeft.
Als we de dode vrouw even later in de kist willen tillen, bonkt ze net iets te hard op het hout. We kunnen er niets aan doen, maar voelen ons er allebei toch slecht over. Je probeert toch zo waardig mogelijk te handelen, maar een dood lichaam is zwaar en onhandelbaar. Als de overledene in onze bus ligt, belt Kees de nabestaanden. We spreken af dat zij de vrouw nog deze avond in het crematorium kunnen zien. Ze ligt er inmiddels – hoe gek dat wellicht ook klinkt – mooi bij.
We gaan op pad met de dode vrouw. Als we haar lichaam in de statige ruimte van het crematorium rijden, wil Kees nog even in de kist kijken. Gelukkig maar, want door de autorit is de kleine vrouw iets verschoven. We leggen haar weer netjes recht en verlaten het gebouw. Tussen koelcel en crematorium hebben we relatief kort ons werk verricht, maar het resultaat mag er zijn. In deze setting ligt de vrouw er bijna vredig bij. Een stuk waardiger dan de kilte van het dodenhuis in een ziekenhuis.
20.10 uur
De jonge doodgeschoten vrouw komt weer hard terug in mijn gedachten, alhoewel ze nooit echt uit mijn hoofd is geweest. We halen haar uit de gekoelde ruimte waar we haar eerder vandaag achter hadden gelaten en rijden met haar naar een uitvaartcentrum om haar daar te verzorgen. Ze moet weer netjes in de kleren. Haar familie heeft wat spulletjes van haar in een plastic tas gestopt en we pakken het tasje voorzichtig uit.
Bovenop een stapeltje kleren ligt een foto. We aarzelen even, maar kijken toch maar naar het vrolijke kiekje. De jonge vrouw blikt lachend en onbekommerd in de camera, waardoor het levenloze lichaam voor mij ineens met een voelbare dreun tot leven komt. We staren allebei lang naar de foto en kunnen het allebei niet geloven. Ze had hier nooit moeten liggen. Zwijgend en met de inmiddels vertrouwde brok in mijn keel pakken we haar kleren.
Tijdens zijn werk opent Kees voorzichtig een ooglid van de jonge vrouw en we staren allebei even naar de dood. Ze zeggen dat de ziel in de blik van een mens zit en dat is zeker waar. Hoewel de vrouw er ongeschonden bij ligt en lijkt te slapen, zien we in haar ogen pijnlijk duidelijk dat het leven volledig uit haar is verdwenen.
Kees verricht zwijgend de noodzakelijke handelingen om de jonge vrouw mooi en netjes in de kist te krijgen. Hij heeft het er zichtbaar moeilijk mee. Op de achtergrond keuvelen de dames van het uitvaartcentrum vrolijk verder in de naastgelegen kantine. De wereld draait gewoon door. Als de dames even later een kijkje komen nemen, vallen ook zij stil. De jonge dood laat niemand koud.
21.45 uur
We rijden met de jonge vrouw naar het uitvaartcentrum, waar ze zal worden opgebaard. Het lijkt alsof de duivel er mee speelt, want er steekt een fikse herfstwind op en de bladeren jagen onstuimig onder de zwarte lijkwagen over het asfalt. Misschien stormt het de hele avond al en zie en voel ik nu pas de donkere connectie. Dan bellen de nabestaanden van het meisje. Ze zijn niet blij omdat ze al veel te lang hebben moeten wachten op hun dochter. We snappen de emotie, maar doen wat we kunnen.
Een gevoel van moedeloosheid en onbehagen overvalt mij. Ook Kees is opvallend stil. Hoe presenteer je een dode dochter aan de familie? Hoe gaan ze reageren? Met een zwaar gemoed rijden we, mentaal en fysiek op de hielen gezeten door de nabestaanden, het uitvaartcentrum binnen. Het gebouw is al uren dicht, maar we hebben de sleutels. Tot overmaat van ramp zijn alle gekoelde kamertjes waar de overledenen worden opgebaard meer dan dubbel bezet. Een bizar gezicht. Mannen en vrouwen liggen zij aan zij in hun kist naast elkaar. De neus naar het plafond, wachtend op het laatste afscheid.
We moeten door de drukte in het uitvaartcentrum improviseren en rijden de kist in arren moede maar de sfeerloze hal van het centrum binnen. Kees prutst wat aan het licht om de harde lijnen en schaduwen nog enigszins te verzachten. We proberen haar zo mooi mogelijk op te baren. Dat is ons werk.
Als de familie de ruimte in stapt, stellen we ons zo klein mogelijk op. Het verdriet dat loskomt als de nabestaanden voor het eerst sinds het tragische schietincident het dode lichaam van de jonge vrouw zien, is met geen pen te beschrijven. De dood is ineens keihard zichtbaar en niet meer weg te stoppen of te ontkennen. Het is hartverscheurend. Ik probeer de brok in mijn keel weg te slikken, maar dat kan ik wel vergeten. Ik voel mij een voyeur en het is geen prettig gevoel.
Kees wenkt mij en we trekken ons langzaam nog verder terug. Dit is niet ons leed. Onze taak zit er op. Op de achtergrond schreeuwt een vrouwenstem de wanhoop ongeremd en ongefilterd de kale ruimte in. Het rauwe verdriet spat van de muren. Ik weet niet waar ik het zoeken moet en kijk Kees aan. Die heeft het ook moeilijk. ,,Dit soort dingen moet je niet te vaak hebben’’, is alles wat hij zegt.
Elkaar ondersteunend verdwijnt de familie weer uit de hal. Zonder hun dochter. Een familielid komt op Kees af en pakt hem even bemoedigend bij de schouder. Dat had hij even nodig. Het gebaar ontroert mij.
De nabestaanden zijn nog niet uit het zicht verdwenen of de telefoon gaat weer. We moeten terug naar het kantoor om weer een tijdelijke kist in elkaar te zetten. Er wordt tijdens de kistdienst niet gesproken over doden of lijken, een simpel ‘er is weer een kist’ is voldoende. Op de terugweg komen de verhalen los. We voelen allebei de behoefte om de pas opgedane emoties te verwerken. ,,Daarom zijn collega’s zo belangrijk’’, vertelt Kees. ,,Zonder hun kun je dit werk niet doen. Als ik ’s nachts laat thuiskom, maak ik mijn vriendin niet meer wakker. Bij je collega’s kun je je verhaal kwijt. Zij weten precies hoe je je voelt.’’
23.00 uur
Kees timmert op kantoor als een volleerd timmerman de witte bekleding in een nieuwe kist. In een magazijn naast het kantoor staan tientallen tijdelijke kisten. Aan het einde van een gang liggen de kleine kistjes. Voor overleden kinderen. Ik kijk er naar en kom tot de conclusie dat kinderkistjes er bijna ondraaglijk triest uitzien.
Lang stilstaan is er ook nu niet bij. We vertrekken naar een dorp in de provincie waar een oude vrouw in haar eigen huis is overleden na een lang en pijnlijk ziekbed. De lijdensweg tekent haar ingevallen gezicht. Ze ligt in een groot bed in een kleine kamer. Haar lichaam is door de slopende ziekte langzaam maar zeker klein en breekbaar geworden. Kees stopt haar af en met wat warm water maken we haar schoon en kleden we haar aan. De ruimte is helaas te klein om haar in de kist uit de slaapkamer te dragen. Ze moet helaas op de veel kleinere brancard naar buiten. Langs de bijkeuken waar een bed herinnert aan de heer des huizes die hier zijn ongetwijfeld slapeloze en bezorgde nachten door moet hebben gebracht. De familie helpt ons zwijgend een handje.
Pas dan overvalt de ruimte mij. De oude kleine woning ademt letterlijk het leven van de man en vrouw die hier tot voor kort samen woonden. Voor de televisie staan twee stoelen opgesteld. Hoeveel uren hebben ze daar wel niet samen gezeten? De dood van de oude vrouw heeft de gedeelde ziel definitief uit de woning geslagen.
Als Kees langs het huis rijdt met het lichaam van de dode vrouw in de rouwwagen, staat hij uit piëteit tien seconden stil. Het prachtige gebaar overvalt mij. De vrouw heeft hier lief en leed gedeeld en zal nooit meer terugkeren. In dit ene moment staat Kees daar nog even respectvol bij stil. Het kleine gebaar groots uitgevoerd.
Eenmaal in het uitvaartcentrum leggen we de vrouw voorzichtig in de kist. De familie is tevreden. Ze ligt er mooi bij. Haar schoonzoon geeft ons een hand en bedankt ons. We hebben het gevoel dat we goed werk hebben verricht en worden daar nu in bevestigd.
03.00 uur
Weer terug op kantoor en de vermoeidheid begint in te slaan. Ik merk dat ik diep respect heb gekregen voor Kees en zijn collega’s. Plastisch chirurg, timmerman, manager, chauffeur, verhuizer, gastheer en visagist. En dat allemaal in een werkdag van 24 uur. Ik vraag wat Kees verdient en het antwoord stemt mij niet tevreden. Dit is een zware baan met veel verantwoordelijkheid. Kees denkt daar echter geheel anders over. Het gaat hem niet om het geld. Het gaat om die ene brief of die stevige handdruk waaruit blijkt dat hij mensen in een zeer moeilijke periode heeft kunnen helpen. Heeft kunnen ondersteunen met het laatste definitieve afscheid. En dat geeft, weet ik nu uit eigen ervaring, inderdaad een boel positieve energie.
Respect.
Waardeer dit artikel!!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Je kunt me ook met een vast per bedrag per maand steunen: klik dan hier. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.