Nederland streeft veiligheid na voor alle burgers. We hebben er zelfs een speciaal ministerie voor in het leven geroepen. Het Ministerie van Veiligheid. Miljarden euro’s en tienduizenden agenten waken over ons welzijn. Helaas is veiligheid niet meer dan een gevaarlijke illusie.
We zijn het niet gewend en staan er in deze tot achter de komma georganiseerde maatschappij zelden bij stil. Maar onze veiligheid is banaal breekbaar.
Frisse lucht
Bert had alles goed voor elkaar. Nog maar 26 jaar oud en nu al op weg naar een mooie carrière. Alleen een beoordelingsgesprek in de middag stond nog in de weg. Hij was er klaar voor, maar besloot dat een wandelingetje rond het kantoor hem even goed zou doen. Frisse lucht. Zonnetje op het gezicht. Wat kon hem gebeuren?
Bert verlaat zijn kantoor op de dag waarop Andre besluit voor eens in zijn leven iets te voelen. Op school gaat het niet goed met hem. Hij is nog maar net achttien jaar oud en intelligent, maar kan de voor hem constant wisselende signalen van het sociale leven niet aan. Hij weet het nog niet zeker, maar denkt autistisch te zijn. Syndroom van Asperger. Zijn leven kenmerkt zich door spanningen waar hij geen raad mee weet. Alleen in het bekijken van geweldsfilms kan hij iets van zijn woede en frustratie kwijt.
Ergens in zijn hoofd ontstaat een sinister plan. Hij moet iets doen. Eindelijk eens iets voelen. Op Google zoekt hij met zoektermen als ‘moord’ en ’tbs’. Hij gaat die dag niet naar school omdat hij bang is dat een klasgenoot slachtoffer zal worden van zijn donkerste gedachten. Het slachtoffer mag geen kind zijn. Geen vrouw of oude man.
Bert is geen oude man en geen vrouw. Noch een kind. Hij voldoet precies aan de voorwaarden die Andre in zijn hoofd heeft gezet. En loopt toevallig op die dag op de kruising waar Andre ook voor staat. Voor Bert slaat het noodlot keihard toe. Andre laat Bert bewust passeren. En steekt dan met volle kracht een mes in zijn hals.
Bert valt op de stoep en voelt in zijn nek het koude staal. Onder zijn rechteroor zit een gapend gat. Als hij het steekwapen uit zijn hals trekt, blijft de punt achter. Hij wil schreeuwen, maar kan het niet. Zijn bloed stroomt ongehinderd over straat en in een ultieme poging zijn leven te redden, drukt hij in blinde paniek zijn gehavende hals op de stoeprand. Een buschauffeur en een toevallig passerende ambulance redden zijn leven. Maar Bert zal nooit meer dezelfde zijn. Een doorgesneden zenuw. Een litteken van twintig centimeter. En een stem die nooit meer zal klinken als voorheen.
Bert deed niets verkeerd. Hij was er gewoon.
Genieten van zijn pensioen
Bert is geen uitzondering. Op een slechte dag staat Frits op een klein treinstation in een dunbevolkte provincie te wachten op de trein. Hij heeft zijn leven voor het grootste gedeelte achter de rug en wil nu alleen nog maar genieten van zijn pensioen. Met het geld uit zijn carrière heeft hij een klein huisje gekocht. Samen met zijn geliefde genieten van wat nog rest. Wie doet hem wat?
Vanuit het niets duikt Igor op. Een krabvisser uit Litouwen. Al eens eerder veroordeeld omdat hij in Noorwegen een zwangere vrouw in elkaar sloeg. Zomaar. Omdat ze er liep. Igor heeft een tijdje op zee gezeten en hij is klaar om los te gaan. Hij vertrekt richting een klein treinstation in de provincie.
Niemand weet waarom, maar Igor pakt daar een grote houten balk en slaat twee wachtenden op het station ongenadig hard in elkaar. Het hoofd van Frits kan de klappen niet aan. Binnen enkele seconden is zijn leven dat van een kasplant. Hij verdwijnt naar een verzorgingstehuis waar hij zonder zijn geliefden ooit echt meer te herkennen sterft.
Frits deed niets verkeerd. Hij was er gewoon.
Leiband
Sophie is nog maar zes jaar oud. Ze speelt op straat bij haar huis. Zoals alle kleuters van zes jaar oud op straat spelen. Te jong om er helemaal alleen op uit te gaan. Te oud om constant aan de leiband van haar vader te lopen.
Dezelfde vader die haar op een gegeven moment kwijt is. Omdat een man tegen Sophie heeft gezegd dat ze bij hem in de auto moet stappen. Ze moest wel. Anders zou hij haar ‘hartje uit haar lijfje snijden’. Ver van haar eigen vertrouwde omgeving verkracht de man de zes-jarige Sophie. Ze schreeuwt om haar mamma en huilt zoals alleen kleuters kunnen huilen, maar hij gaat door. Na het misbruik zet hij haar als oud vuil uit zijn auto. Op straat. Kilometers verwijderd van de plek waar ze veilig dacht te zijn.
Sophie deed niets verkeerd. Ze was er gewoon.
Verkeerde plek
Sophie, Frits en Bert hebben alle drie vanuit een moreel standpunt recht op veiligheid. Maar zij weten inmiddels als geen ander dat dit recht niet bestaat. Ze hebben geen enkele schuld. Niets over zichzelf afgeroepen. Ze waren op de verkeerde plek. Op het verkeerde moment. Tienduizenden agenten en niemand in de buurt.
Het drietal staat niet alleen. Strafrechters in Nederland buigen zich jaarlijks over 200.000 misdrijven en overtredingen. Groot en klein leed: maar al met al ongeveer achthonderd slachtoffers per dag. En dat zijn alleen nog maar de zaken die daadwerkelijk voor de rechter verschijnen. De geregistreerde criminaliteit gaat jaarlijks over het miljoen heen. Onderzoeken naar slachtofferschap overschrijden dat duizelingwekkende getal met gemak.
Ons recht op veiligheid is een fantastisch streven. Maar niet meer dan dat. We kunnen het met de beste wil van de wereld niet garanderen. We zijn terecht razend als ons onrecht wordt aangedaan. Roepen om het hardst dat de overheid in moet grijpen. Ons moet beschermen. De realiteit is echter dat de overheid ons niet altijd kan beschermen. Omdat wij zowel slachtoffer als reden zijn van datzelfde onrecht. Slachtoffers hebben altijd een dader.
Onveiligheid en noodlot. Het trekt zich niets aan van een kunstmatig moreel concept. Het slaat toe als wij het niet verwachten.
En laat diepe wonden achter.
Namen van betrokken zijn gefingeerd in verband met hun privacy.