Strafrecht is altijd achteruitrijden. En dat kan soms best gevaarlijk zijn.
Op een dag in januari 2010 belt Kasem M. (62) uit het Groningse Siddeburen een bezoekje van zijn zwager af. Het komt even niet zo goed uit. Een onschuldig ogend telefoontje. Een handeling zoals zovele handelingen.
Het bewuste telefoontje kan Kasem echter duur komen te staan. Hij zit inmiddels ruim drie maanden achter slot en grendel op verdenking van moord/doodslag op zijn eigen vrouw (36).
Eind januari 2010 verdween ze van de radar. Man en kind bleven achter. Sinds die dag is taal noch teken van haar vernomen. Geen sms’je. Geen mailtje. Geen rooie cent van haar bankrekening. Spoorloos.
Kasem ontkent. Justitie meent echter dat het inmiddels tegen hem verzamelde bewijs nadrukkelijk een bepaalde richting op wijst. Zijn advocaat ziet dat anders. Hij stelt dat op het oog hele normale zaken pas verdacht worden als je er nadrukkelijk en met een bepaalde intentie naar op zoek gaat.
En dat is een interessant gegeven.
Het is iets dat je veel vaker tegenkomt in het strafrecht. Is iets verdacht omdat de kale feiten objectiveerbaar verdacht zijn of is iets verdacht omdat wij op voorhand al op zoek gaan naar de bevestiging van onze ergste vermoedens?
Volgens justitie is Kasem schuldig. Omdat hij de dag van de verdwijning geen bezoek wilde hebben, bijvoorbeeld. En omdat hij rond die dag geld van haar bankrekening wilde halen. En wat te denken van het bloedspoor in het huis? Haar bloed. En dan is er nog het dna-bewijs op een poetslap in een openbare prullenbak. En een ruzie waar getuigen over spreken.
Allemaal verdacht in het licht van een raadselachtige verdwijning. Maar wat als je het bewijs objectief weegt?
Wie bij mij thuis onderzoek doet, ontdekt overal dna. Van mij. Van mijn vriendin. Van de kinderen. Er zal ongetwijfeld ergens een opgedroogde bloeddruppel te vinden zijn. Ik ben geen handige klusser.
Daar komt bij dat ik de afgelopen weken een aantal afspraken heb afgezegd. Omdat ik geen tijd had of gewoon geen zin. Ik zeg wel eens dat ik mijn kinderen soms het liefst achter het behang plak. En er zullen best mensen op het internet of in de stamkroeg te vinden zijn die mij een rare snuiter vinden. De buren zullen getuigen dat er in ons huis wel eens een ruzie te horen is.
Wat dat betreft lijk ik wel wat op Kasem. Ware het niet dat mijn vriendin niet spoorloos is.
De kans bestaat dat Kasem inderdaad iets te maken heeft met de raadselachtige verdwijning van zijn vrouw.
Het recente verleden heeft echter geleerd dat de combinatie kansberekening en rechtspraak hele opmerkelijke gevolgen kan hebben.
Misschien dat u na het lezen van dit verhaal zult zeggen: wat een onzin. Er ligt bewijs. Objectief onderzoek volgt.
Eind mei 1987 vond een verontruste moeder in Oude Pekela een bloedvlek in de onderbroek van haar 4-jarige zoontje. De huisarts opperde dat de jongen wellicht slachtoffer is geworden van ontucht. Even later duikt in de geruchtenstroom het woord ‘clown’ op. In de zomer van ’87 marcheren de ontuchtige clowns maandenlang door de landelijke krantenkolommen. Verontruste en door de geruchten opgehitste ouders sturen uiteindelijk 52 kinderen naar het ziekenhuis voor onderzoek.
Zonder enkel resultaat.
Het gerucht werd de norm en niet de kale feiten.