Daar zit je dan. Kleiner dan je fysieke lengte. Met in je nek tientallen priemende ogen vol haat en verdriet. Je kijkt meer naar het tafelblad voor je dan naar de rechters.
Als je ogen even naar achteren waren gedwaald, had je vol in het gezicht gekeken van een jongen die er niet meer is. Die door jou zo bizar hard uit het leven werd gereden. Je moet het pure gevoel van leed en ellende voelen in je rug.
Ik heb met je te doen. Ondanks de afschuwelijke fouten die je hebt gemaakt. Het moet ook voor jou ondraaglijk zijn. Die zaal vol mensen die zeker nu niet willen vergeven, ook al zouden ze het kunnen. Die zaal waar de nabestaanden een foto neergezet hebben van de man die nooit ouder werd dan 23 jaar. Een foto die pontificaal in je richting is gezet. Een portret in een lijstje.
Je hoort de slachtofferverklaringen aan. Van de moeder van de jongen. Van een zus. Je luistert naar hun tranen. Ik weet helemaal niet of de woorden tot je doordringen, het zou best kunnen dat je je probeert af te sluiten voor de keiharde werkelijkheid.
Ik hoor ze wel. Luid en duidelijk. Ik hoor een rouwende moeder zeggen dat ze er alles voor over zou hebben om haar zoon nog één keer te kunnen zien. ‘Al was het maar in mijn dromen’. Ik hoor een zus zeggen hoe alles zwart werd toen ze haar geliefde broer onder een wit laken zag liggen op de weg.
Natuurlijk. Ik weet welke fouten je hebt gemaakt. De drank. De hoge snelheid. De eerdere korte rijontzegging voor rijden onder invloed. De roekeloosheid van een man die worstelde met een scheiding, met het verlies van een bedrijf.
En ik hoor je verhaal. En zet dat naast die van de nabestaanden. Mensen die nooit hebben gevraagd om zo keihard geconfronteerd te worden met de fouten die jij hebt gemaakt. Hun verhaal gaat door merg en been. Ze hebben alle recht om te haten. Om je keihard te veroordelen.
En toch moet ik ook steeds denken aan de woorden die je hier in deze rechtszaal uitspreekt. Dat je wel eens met je dochter langs de plek fietst waar het allemaal gebeurde. Dat je de woorden niet kunt vinden om een kind te vertellen hoe het leven soms kan lopen. En dat je wil verdwijnen. Ik zie hoe je een foto in je handen gedrukt krijgt van een slachtoffer. Om naar te kijken.
Ik sta niet in je schoenen. Zeker niet. Maar ik weet wel iets van onmacht. Van jezelf niet zijn. Het gevoel dat alles uit je handen glipt. Dat de bizarre rol van toeval in dit leven soms beslist wat je volgende probleem gaat zijn. En dat je wil verdwijnen.
Het is niet mijn rol om iets tegen je te zeggen. Maar toch wil ik iets kwijt. Ieder mens voelt de pijn van slachtoffers. Van puur verdriet. We voelen onbewust dat het ons ook kan overkomen. Een dierbare op een gruwelijke manier verliezen. Alleen al de gedachte aan die radeloosheid maakt ons al gek. En boos. Woedend. Op die ander die dit op zijn geweten heeft. Onze empathie met slachtoffers kent geen grenzen, ook en misschien wel vooral omdat wij ons zelf ineens slachtoffer voelen.
Dubbele empathie is een stuk lastiger. We verplaatsen ons maar moeilijk in een dader.
Toch zijn er mensen die dat kunnen. Die weten dat begrip geen rechtvaardiging is. Er zijn zelfs mensen die zelf een nabestaande op gruwelijke wijze hebben verloren. En die ondanks het alles verwoestende verdriet tot de slotsom komen dat de haat en het oordeel je niets brengt.
Waardeer dit artikel!!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Je kunt me ook met een vast per bedrag per maand steunen: klik dan hier. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.