Het ging eigenlijk best goed met Nicolai.
Hij was dan wel als kind met zijn ouders uit zijn geboorteland gevlucht, maar eenmaal in Nederland ging hij voortvarend aan de slag.
Vanuit het asielzoekerscentrum begon hij aan een opleiding. Hij moest immers wat van zijn leven maken.
De opleiding kwam. Maar ging net zo snel weer weg toen Nicolai 18 werd. Wat een feestje had moeten zijn, werd voor Nicolai het begin van het einde.
Want met 18 jaar ben je geen kind meer. En dus gelden er andere regels. Andere procedures. Andere plichten. En niet zomaar onverkort recht op onderwijs.
Exit opleiding.
What a difference a day makes.
Zonder daginvulling werd de motivatie van Nicolai rap minder. Hele dagen op het asielzoekerscentrum. Beetje muziek maken. Lezen. De ledigheid sloeg toe.
‘Ik had het idee dat de hele wereld ineens tegen mij was’
Met de ledigheid kwam de joint. En de foute vriend.
En een beleefde straatroof in de stad Groningen.
Want als wij van de media brutale en laffe berovingen in het leven roepen, waarom dan geen beleefde?
Want hoe noem je een straatroof waarbij het slachtoffer weliswaar dringend werd verzocht zijn portemonnee en mobiele telefoon in te leveren, maar desgevraagd wel ter plekke zijn sim-kaart en (bank)pasjes terug mocht hebben?
Sterker nog: toen het slachtoffer de sim-kaart niet uit zijn telefoon kon krijgen, hielp Nicolai hem eigenhandig een handje.
En zo komt de jonge asielzoeker ook tijdens zijn rechtszaak over. Beleefd. Welbespraakt. Hij noemt de rechter voortdurend ‘meneer’. En corrigeert zichzelf omstandig als de rechter hem na tien wat pijnlijke minuten duidelijk maakt dat ze een vrouw is.
Begrijp me goed.
Ik ga hier niet beweren dat Nicolai nooit en te nimmer een straatrover zou zijn geweest als de regels in zijn voordeel zouden zijn geweest.
Maar het geeft wel te denken.