Ik denk in beelden. Mijn hoofd denkt er noodgedwongen bij wat ik niet altijd even goed weet.
Denk even met mij mee.
Je hebt de liefde van je leven gevonden. Ze is mooi. Leuk. Bijzonder. Ze is alles wat je wil als je verliefd bent en zeker denkt te weten dat dit het is. Oké, ze heeft al een zoontje uit een eerdere relatie, maar wat maakt het allemaal ook uit. Het is een lief ventje. Je raakt zelfs zo gehecht aan hem dat je hem uiteindelijk ziet als je eigen zoon. Een soort van.
De liefde is wederzijds. Ook zij ziet in jou de liefde van haar leven. Haar zoontje heeft zelfs een nieuwe vaderfiguur ontdekt. Al zal hij het zelf nog niet zo benoemen.
Je bent gelukkig. De liefde overwint immers alles. En ach. Die boze gefrustreerde ex zal vanzelf wel ophouden met zijn dreigtelefoontjes en rare sms’jes. Toch? Die brede woedende neger zal het huis heus niet ‘laten exploderen’. Met haar en zijn zoontje erbij. Dat is waarschijnlijk allemaal maar stoere taal. Makkelijk uit frustratie in een telefoon getikt en verzonden. Zo gaan die dingen. De woede en de haat zullen verdwijnen. Oké, hij is al eerder veroordeeld voor mishandeling en geweld. In 2003 al. En ook in 2006. Maar het zal nu toch zo’n vaart niet lopen?
Je praat net zolang op jezelf in tot je er een beetje in gaat geloven en de angst naar de achtergrond verdwijnt. Maar voor de zekerheid draai je de deur iedere avond toch maar stevig in het nachtslot. Vlak voor je met je nieuwe liefde in bed kruipt.
Op 1 mei is dat niet anders. Je bent de hele dag met haar en het zoontje op pad geweest. Koninginnedag. Onderweg naar een nieuwe koning. Het was gezellig. Zo gezellig dat het jochie vraagt of hij deze nacht een keertje bij mamma en zijn nieuwe pappa in hun slaapkamer mag slapen. Het nieuwe geluk knipt het licht uit en sluit de ogen. Het leven is niet alleen maar ellende. Alles komt goed.
Dan hoor je ineens gerommel bij de voordeur. Je nieuwe vlam weet het meteen. Het is hem.
Je hoort hoe iemand door de deur van de portiek knalt. Je stapt verwilderd uit je bed. Niet veel later knalt de voordeur van je woning er uit. Het is net als in de film. Alles raast te snel. Je gaat in een hoekje van de slaapkamer staan in de hoop dat hij je niet zal zien. Dat het vanzelf over zal gaan.
Te laat. Daar is hij. Groot. Boos. En met in zijn lijf een mix van bier, cognac, whisky, coke en softdrugs. Je weet het dan nog niet. Maar het is er wel. De boze ex is niet ongewapend verschenen.
Je stamelt iets. In je angst. Wat moet je anders? Toekijken? In discussie gaan? Hem wijzen op het uitzonderlijke late tijdstip voor een opbouwend gesprek over de liefde en de bittere noodzaak om los te laten als dat moet?
Je hoort hem zeggen dat jij zijn vriendin en zoontje hebt afgepakt. Uit misplaatste stoerheid werp je hem voor de voeten dat hij toch echt een slechte vader is geweest. En je weet dat er betere momenten waren in je leven om kritiek te uiten.
Je voelt hoe hij zich op je stort en hoe je samen met hem op het bed terechtkomt. Je voelt niet dat je een rib breekt en een van je longen in elkaar klapt. Dat merk je later pas. Nu voel je alleen de angst.
Het is te heftig. Je krijgt niet alles meer mee. Je nieuwe vlam is in shock. Pas later zal ze zich herinneren dat haar ex het mes nog even in de wond wroet voor hij het uit je hals haalt.
Je vlucht naar buiten. Op zoek naar hulp. In de portiek van je buren klap je in elkaar. Daar lig je dan. Dood te gaan. In een plas bloed. Je lichaam wordt koud terwijl het bloed uit je wegvloeit en je geeft jezelf uiteindelijk maar over. Einde oefening. Dit was het dan. In de verte staat je nieuwe zoontje. Op straat.
Sorry jongen. Sorry dat je dit moest zien.
Je zoontje kijkt naar je. Hij is niet alleen. Zijn moeder is er ook en belt 112. Ze schuilt halfnaakt en met hem dicht tegen zich aan achter geparkeerde auto’s. De verbinding valt tot twee keer toe weg. De beller volledig in paniek. De andere kant van 112 weet het. Voelt het. Hoort hoe zij zegt nu stil te moeten zijn omdat ‘hij’ er aan komt. De paniek is gigantisch.
Dan stopt de film.
Later zal de officier van justitie zeggen dat alleen al het lezen van het uitgewerkte 112-telefoontje door merg en been gaat. Dat de emotie van die nacht terug te lezen is in die woorden op papier.
Je schrijft een slachtofferverklaring. Waarin je stelt de dood in de ogen te hebben gekeken. Je weet dat je er nog bent. Maar dat het niet veel scheelde.
Je hoort de officier een straf eisen. Vier jaar. Waarvan acht maanden voorwaardelijk.
In je hoofd begint de rekensom.