De kogel van Marcel

Zijn naam was Marcel. Zeventien jaar oud.

Ergens laat in 1993 kwam ik hem tegen. Lange jongen. Helderblauwe ogen. Humor. We droegen een jaar lang hetzelfde uniform. Louter theoretisch gesproken was ik zijn meerdere.

Als ik aan hem denk, zie ik zijn brede lach. Meestal sardonisch. Goeie gast.

Maar hij had ook een zwarte kant. En die kant zat van binnen.

Marcel was een jongen van de emotie. Van het drama. Zijn gevoelens vlogen alle kanten op. Keihard omhoog, maar nog veel sneller naar beneden. En hij maakte er geen moment een geheim van ook. Ik zag in een jaar tijd hoe wanhoop effectief een weg naar buiten zoekt. In volle vaart. Destructief.

Marcel sloeg bierflesjes stuk. Om de scherpe punten probleemloos tegen zijn buik te drukken. Tot bloedens toe. Lachend. Hij kopte zonder aarzelen een zware kast tegen de muur. Pijn leek hem niet te deren.

Als het maar lichamelijk was.

Op een avond kwam hij langs met de naam van zijn vriendin op zijn onderarm. Waar een ander inkt zou gebruiken, nam Marcel een scherp mes. Met diepe halen maakte hij een K. En een E. En zo verder. Tussen de letters door liepen draadjes. Hechtingen. Marcel hield niet van half werk.

Hij ging altijd diep.

Met Marcel ging het van kwaad tot erger. Soms schreeuwde hij zijn wanhoop keihard de nacht in. Artsen bekeken hem. Namen hem mee. Maar Marcel wilde niet in een kliniek. En dus kwam hij terug. Gewoon weer in zijn bed. Naast het mijne. Wachten tot de volgende klap.

Uiteindelijk leek het hem te lukken.

Midden in een nacht zag ik hem opduiken. Hij ging naast mij zitten en toonde zijn bebloede arm. Ik keek niet naar het bloed, maar naar wat hij in zijn hand had liggen.

9 mm. Browning. Kogel in de kamer.

Marcel keek wezenloos terug. Dof. Hij had pijn. In zijn andere hand hing losjes een mes.

Ik wist het niet. Wat te doen. Wat te verwachten. Riep hem tot de orde. Zag hoe hij zich omdraaide en verdween.

Boem. Heel kort. Scherp geluid.

Toen stilte.

Achteraf bleek het de deur. In een vrijwel verlaten oude boerderij.

Maar dat wist ik niet. Het was zeker. Het was hem gelukt.

In mijn hoofd was ik verantwoordelijk voor Marcel. Het waren de artsen die hem naar mij toe hadden gebracht. Zij dachten dat ik het wel zou kunnen. Ik was ouder. En rustiger. Zo op het oog.

Bovendien was ik in die nacht zijn baas. Technisch gesproken.

Ik weet niet hoe het is om verantwoordelijk te zijn voor iemands dood.

Maar ik weet wel wat wanhoop met je doet.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *