Hij komt wat timide de rechtszaal in. Hoofd gebogen. Pas na enkele meters kijkt hij omhoog. Ver hoeft hij niet te zoeken. Op de bijna lege publieke tribune steekt een tengere vrouw haar hand op.
De man groet terug. Loopt door. Geeft twee meter verder zijn advocaat een hand en gaat zitten.
De groet is een bijzondere groet. Niet zomaar een standaard handeling van mensen die elkaar regelmatig zien en doen wat hen aangeleerd is.
De groet is bewust klein. Bijna verontschuldigend. De vrouw op de tribune steekt niet haar volle hand op. Ze houdt hem schuin. Geeft hem niet de open binnenkant. De hand gaat ook niet vol de lucht in, maar blijft een beetje hangen voor haar buik. Alsof ze hoopt dat alleen hij het kan zien.
Als de rechtbank klaar is en de man de rechtszaal weer verlaat, volgt een herhaling van zetten.
Hij kijkt naar haar. Zij groet. Hij groet terug.
En nu is het niet alleen haar hand die in beweging komt.
De mond van de vrouw lacht. Maar eigenlijk ook niet. Het is een heel klein gebaar. In theorie zou het een glimlach kunnen zijn. Maar dat is het niet. Er zit geen vrolijkheid in. Eerder pijn. Onomkeerbaar leed. Een lach als bemoediging, maar met een vreselijk dubbele lading.
Er wringt iets in de kleine gebaren. Zeker voor wie het verhaal kent.
De vrouw op de tribune is de moeder van Renske Hekman. De man heet Alasam S.
Renske Hekman werd in april 2011 uit het leven geslagen met een brandblusser. Door haar eigen vriend. De uitgeprocedeerde asielzoeker Alasam S. De vluchtende man schoot daarna een motoragent dood met diens eigen dienstwapen.
De aandacht ging uit naar de dader die onherstelbaar leed had toegebracht aan zijn slachtoffers. Die een dappere agent uit het leven joeg. Een gezinsman. Geliefd bij het korps. Honderden agenten in gelid brachten hem de laatste eer in de binnenstad van Groningen.
Ook de moeder van Renske mag met recht slachtoffer worden genoemd.
En toch was zij het die haar hand opstak en glimlachte. Naar Alasam.
Moordenaar en onderdeel van haar gezin in een en dezelfde persoon.
Het is verleidelijk te denken dat goed en kwaad strikt gescheiden zijn. Wij houden veelal van het beeld van het weerloze slachtoffer tegenover de brute dader. Wit tegen zwart.
En ook al zijn wij veelal geen ervaringsdeskundigen. Wij denken dat zeker te weten.
Tot je ineens kijkt naar de glimlach van een moeder.