Een beetje in de war

 

Eens in de zoveel tijd loopt of schuifelt een psychiatrisch patiënt de rechtszaal in Groningen binnen.

Nog net niet gek genoeg om de wereld helemaal niet meer te begrijpen.

Meestal gaat het om brandstichtingen. Laatst ging het over een stalking.

Ik vind dat altijd heftige rechtszaken.

Het is namelijk best confronterend om te zien wat er gebeurt als de bovenkamer gaat haperen. Ergens hoeft er maar een verbinding dwars te liggen of een onderdeel uit te vallen en de mens is al geen schim meer van zichzelf.

Wanen. Depersonalisatie. Geen controle meer over de impulsen. Pseudologia Fantastica. Paranoia. Stemmen in het hoofd. Voor iedereen bang. Psychoses.

Het moet een hel zijn om de controle te verliezen over je controle.

En ik weet waar ik het over heb. Toen ik jong was, hield ik wel van een experimentje. Laten we zeggen dat ze niet allemaal succesvol waren.

De 53-jarige Gerda uit de stad heeft een goed verstand. Een IQ van 130 zelfs. Er zijn er die het met minder moeten doen.

Ze ziet er niet meteen verward uit. Hoogstens een beetje apart. Maar haar ogen tonen veel. Ergens zit het niet goed. 

Ze straalt trots uit, zoals ze daar zit. Maar het is een ongemakkelijke trots. Iets wat neigt naar ongepaste superioriteit. Alsof ze toch al bij voorbaat gelijk heeft. 

Als ze spreekt, zegt ze ook daadwerkelijk iets. Ze formuleert netjes en er lijkt logica te zitten in haar zinnen. Haar hoef je niets te vertellen. Vol vuur kijkt ze naar de rechters voor haar. Kom maar op.

Wat ze heeft gedaan, liegt er niet om. Ergens in 2005 keek een man haar op een hele bijzondere manier aan. Vond ze zelf.

Vanaf dat moment bestookte ze hem met brieven, kaarten en telefoontjes. Dag en nacht. Maand na maand na maand. Zo hevig was verliefdheid nog nooit.

Haar enige probleem was het object van haar liefde. Die was getrouwd. En verliefd.

Maar niet op haar.

Vijf keer moest de arme man aangifte doen voor Gerda werd opgepakt. Hij had geen leven meer. Zij liep zelfs de school van zijn kind binnen. Ook de buurtagent drong niet tot haar door. Het slachtoffer wist echt niet meer of zijn zoontje en vrouw nog wel veilig waren voor dat gekke wijf.

En nu zit dat gekke wijf op een paar meter afstand van mij in de beklaagdenbank.

En ik betrap mezelf erop dat ik haar niet vertrouw. Dat ik haar echt eng vind.

En ik vind psychiatrische patiënten doorgaans niet meteen eng. Noem het levenservaring. Of een kwestie van ongewone maar speciale vriendschappen.

Terwijl ik pieker over mijn eigen harde oordeel, schiet me ineens te binnen waarom ik haar niet vertrouw.

Sommige psychiatrische patiënten weten heel goed dat ze ziek zijn. Ze lijden onder hun ziekte. Ze zien wat de mensen om hun heen ook zien. En willen zo graag dat het stopt.

Maar Gerda is anders. Zij ziet het niet of wil het niet zien. En kiest trots de aanval.

Ze is heus niet schizofreen. Kom nou. En ze heeft geen wanen. Echt niet. Ze weet heel goed wat realiteit is en wat niet.

Al die zogenaamde deskundigen hebben het bij het verkeerde eind. Stuk voor stuk.

Even heeft ze een aanvaring met voorzitter Edzard van Weringh. Een rechter die als geen ander echt met verdachten kan praten. Of je nu Antilliaan bent of boer. Ruzie met Edzard, dan doe je iets niet goed.

Voor Gerda is alles een strijd. Elk woord en elke zin gaat eerst door haar eigen beleving van de dingen en komt er vervolgens ook weer zo uit. Ze is haar eigen referentiekader.

Gerda is niet gek, dat weet Gerda zeker.

Helaas is Gerda wel gek. Zo gek dat deskundigen haar toorn vrezen. Bang zijn dat ze fysiek kan worden.

Haar slimme hoofd, waar ze zo trots op is, hapert soms en die hapering zorgt voor ongewenst gedrag.

Wat Gerda zo gevaarlijk maakt, is dat ze niet beseft dat ze gek is. Intelligent genoeg om in discussie te gaan met rechters, maar niet slim genoeg om zichzelf te zien.

Een mens zonder inzicht is een mens zonder rem.    

En een mens zonder rem is een gevaarlijk ding.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *