In Groningen is een ziekenverzorgster actief die steelt van de hulpbehoevende patienten die zij eigenlijk liefdevol zou moeten verzorgen.
Al vijf keer eerder riep justitie haar op het matje. Werkstraffen, voorwaardelijke celstraffen en begeleiding. Het mocht niet baten.
Begin dit jaar stal ze 4500 euro van een nu 86 jarige mevrouw uit Haren. Ondertussen is het hulpverleningstraject goed op gang gekomen. Haar baan is ze kwijt.
Florence heeft twee kinderen en een man met een goede baan. Voltijds.
Wat zou een passende straf zijn voor deze ziekenverzorgster?
Justitie heeft geen medelijden met haar. Zelfs de tranen die ze tijdens haar rechtszaak laat zien, vallen niet goed bij de officier van justitie.
Krokodillentranen, zo typeert de strenge officier haar vochtige ogen. De spijt van Florence komt altijd achteraf en keer op keer gaat het weer fout. Justitie is gekke henkie niet.
Tijd voor de afrekening. Want als agenten op dubbele straffen mogen rekenen als ze worden belaagd, mogen oudere slachtoffers dan niet rekenen op driedubbele straffen voor hun belagers?
Afrekenen, dus. Elf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zorg voor de kinderen of niet. Natuurlijk is het goed dat de vrouw nu een behandeling krijgt en begeleiding, maar die hulpvraag kan ze in de gevangenis ook krijgen. Deze straf is een signaal voor de maatschappij. Zo gaan wij niet met kwetsbare ouderen om.
Maar Florence heeft een goede advocaat meegenomen. Een raadsman die op het eerste gezicht voor een onmogelijke taak staat. Hoe voorkom je dat iemand die keer op keer kansen krijgt en het weer heeft verprutst, nu alsnog achter de deur verdwijnt?
De raadsman doet wat veel advocaten doen. Wijzen op de zinloosheid van een celstraf. Door te zeggen dat nog nooit iemand beter is geworden van een langdurig verblijf in een gevangenis. Bovendien: wat heeft het slachtoffer eigenlijk aan een celstraf? Als Florence achter de deur verdwijnt, blijf haar man alleen achter met de kinderen. En dus kan hij zijn goede baan wellicht wel vergeten. Exit baan en dus never nooit niet een einde aan de schulden.
Nee, de cel is geen goed idee. Florence steelt omdat ze schulden heeft. Zegt ze. Maar helemaal zekerheid over haar diepere belevingswereld is er niet. Ze heeft een behandeling nodig. Alleen dan kan er gekeken worden naar de achterliggende problematiek. Het komt mooi uit dat die behandeling al is gestart. Er is schuldhulp en er is begeleiding. Het gaat goed komen.
En dus ligt de toekomst van een gezin ineens bij de alleensprekende politierechter. De officier heeft zijn zegje gedaan, de advocaat alles uit de kast gehaald.
De rechter begint met te zeggen dat de feiten ernstig zijn. Dat doen rechters altijd. Maar al vrij snel stelt ze de recidiverende dief gerust. Ze meent dat ze nog een allerlaatste kans moet hebben. Het gaat nu goed met de vrouw, ze is een behandeling gestart en een celstraf zou die hulp doorkruisen.
Geen celstraf dus, maar (voor de derde keer op rij!) een werkstraf van 120 uur, zes maanden voorwaardelijke celstraf en verlenging van de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke celstraf van vijf maanden. Ook moet de 86-jarige vrouw haar 4500 euro terug.
De tranen van Florence zijn opgedroogd.
Op de gang spreek ik nog even met de advocaat van de vrouw. We zijn het er over eens dat Florence met dit vonnis niet mag klagen. Om het maar eens eufemistisch uit te drukken.
Als ik daarna in de perskamer het rechtbankverslag maak voor de krant, betrap ik mezelf erop de voornaam en de eerste letter van de achternaam in het artikel te verwerken. Soms doen we dat en soms niet. Echt beleid is er niet voor. In principe mogen we naam en achternaam gebruiken. Niemand stopt ons. We censureren zelf.
Als het verhaal klaar is, bel ik met een collega uit de Randstad. Ik leg hem de situatie voor en vraag hem of hij in dit specifieke geval de naam in het verhaal zou zetten.
Ik krijg een volmondig ja.