Het doosje met blijdschap

 

‘Soms denk je wel. Ik heb het voor elkaar. Er kan nu bijna niets meer misgaan. Plots gebeurt er iets onverwachts. En alles blijkt er toch anders voor te staan’.

Toen ik jong was – lang geleden- had je een tv-programma genaamd 12 steden, 13 ongelukken. Een serie over ernstige verkeersongelukken. Enkele seconden voor een realistisch in scéne gezette botsing hoorde je altijd een nogal eng en intimiderend deuntje.

Enge pauken. Naderend onheil.

Gek genoeg hoor ik dat deuntje nog steeds in mijn hoofd. Als ik in de rechtszaal zit te luisteren naar het zoveelste enge scenario.

Maar dan wel levensecht.

Jan Martijn Wormmeester was een zonnig mens. De oogappel van zijn ouders. Een zondagskind. Hij had nog nooit van zijn leven een sollicitatie de deur uit gedaan, maar rolde toch van de ene baan in de andere. Hij koopt in de zomer van 2009 samen met zijn vriendin een huis.

Zijn passie zou zijn dood worden.

Op 22 juni 2009 pakt Jan zijn race-fiets. Zo rond half acht draait hij de Lettelberterdijk op. Een lang lint asfalt door het landelijk gebied, met hier en daar een boerderij. Een ideale weg voor een amateurrenner die nog even wat kilometers wil maken. 

De boerenweg gaat recht op de autosnelweg A7 af, maar gaat vlak daavoor over in ’t Mienscheer, een parallelweg van de snelweg.

Op ’t Mienscheer rijdt op dat moment de 56-jarige Martin. Veehouder en raadslid van een kleine gemeente in het Westerkwartier. Martin is naar eigen zeggen met zijn gedachten bij de fractievergadering die over een kwartier begint. Hij denkt daar niet overdreven aan. Het zijn gedachten die zich in zijn achterhoofd vormen en daar voorlopig ook blijven.

De snelheidsmeter van zijn donkerblauwe VW Passat geeft 70 km/h aan als hij een bruggetje passeert. Het raadslid laat dan naar eigen zeggen het gas wat vieren, om niet gelanceerd te worden op het bruggetje.

Dan beginnen de pauken van 12 steden, 13 ongelukken te slaan. Onheilspellend.

Boem.

Op 23 juni sterft Jan Martijn Wormmeester aan de gevolgen van ernstig hoofdletsel. Ook een zondagskind kan dood.

Op 7 januari 2010 loopt raadslid Martin zittingszaal 14 binnen. Voor de rechtszaak begint, richt de voorzitter van de rechtbank het woord tot de aanwezigen. Hij zegt begrip te hebben voor de heftige emoties die vrij kunnen komen tijdens de zaak. Door emoties overmande nabestaanden mogen van hem de zaal verlaten als het hen allemaal te veel is en weer terugkeren als het weer kan.

Wat Martin heeft gedaan, kan ons allemaal overkomen. Het raadslid reed waarschijnlijk 70 waar hij 60 mocht. Een niet overdreven grote snelheidsovertreding. Bovendien gaf hij geen voorrang aan de fietser, die van rechts kwam.

En dat maakt je juridisch schuldig aan de dood van een ander.

Het raadslid voelt zich zwaar aangeslagen en verantwoordelijk, maar stelt dat hij niet heeft kunnen reageren, omdat hij de wielrenner niet heeft gezien. Er stond een busje bij de brug en een aantal vuilcontainers.

Het antwoord van justitie kan ik inmiddels al wel dromen. Juist bij een onoverzichtelijke verkeerssituatie moet een automobilist zijn snelheid aanpassen aan de omstandigheden. Zodat een onoverzichtelijke verkeerssituatie opeens weer overzichtelijk is.

Of zoals de officier het stelde: door zo hard te rijden, heeft u uzelf niet de kans gegeven voorrang te verlenen.

Na het verhoor pakt de rechter een brief van de nabestaanden.

De brief gaat over Jan Martijn. En de leegte die hij achter heeft gelaten. De moeder verhaalt over een deksel dat maar niet van het doosje van de blijdschap wil. En de deuk in de ziel van het gezin.

Slachtofferverklaringen. Ik zal er wel nooit aan kunnen wennen.

De tekst bovenaan dit verhaal is de exacte tekst van de rouwkaart van Jan Martijn Wormmeester.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *