‘Ik mag je niet slaan’

Het is donderdagochtend. Negen uur.

De politie haalt dertig bewoners met spoed uit hun woning. Een buurman heeft de politie gebeld.

Zijn gaskraan staat open. Maar de boze man is zelf nergens te bekennen. Politie en brandweer doen wat ze moeten doen. Ontruimen. Meten. Linten spannen.

Iets voor half tien duikt de bewoner op. In het politiebureau. Hij zegt dat hij nog iets heeft gedaan. In zijn wanhoop. In zijn woning staan brandende kaarsen.

Een paar minuten na half tien volgt een doffe explosie. De gevel van nummer 10 klapt op straat. De hulpverleners komen met de schrik vrij.

De pers stroomt toe. Lokaal. Regionaal. Algemeen Dagblad. RTV Noord. Telegraaf. Dagblad van het Noorden. Een uurtje later sluit ook SBS6 aan.

Allemaal op zoek naar bruikbare quotes. Over een wanhopige man die zijn huurachterstand niet meer te boven kwam.

De ontruimde buurtbewoners worden opgevangen in een buurthuis. De koffie is er gratis. Met dank aan de explosie. Aan de muur afbeeldingen van brandweerwagens. Een schilderij van een brandende molen.

Aan de bar zit Eduard. Surinamer. Grote man. Petje op. Donkere zonnebril.

Ja, hij woont ook in het blok. Hij is rapper. En dichter.

Ik stel de vragen waar ik graag een journalistiek antwoord op wil hebben. Omdat ze passen bij het verhaal in mijn hoofd. Over geschrokken buurtbewoners en een bijna-ramp.

Maar Eduard speelt het spel niet mee. Uit zijn binnenzak haalt hij een papiertje. En draagt voor.

Een ode aan zijn vriendin. Warrig. Van de hak op de tak. Als hij klaar is, geeft hij mij het gedicht.

Ik protesteer. Het is voor zijn vriendin. Zij zou…

Maar nee. Het gedicht is voor mij. Omdat ik hem dierbaar ben. Ik bedank hem en raak verder aan de praat. Al snel is duidelijk wat ik al dacht.

Eduard is een patiënt. Schizofrenie. Zijn wereld is in chaos. En hij weet het.

,,Ik ben schizofreen. En ik weet heel goed dat ik jou niet mag slaan. Maar dat gevoel heb ik nu eenmaal. Eigenlijk heb ik mijn behandelaar nu heel erg nodig. Ik kom van de planeet Zon.”

Ik ken de wereld van de psychiatrie. Van dichtbij. Van dierbaren die gevangen zitten in hun eigen kop. Die elke dag vechten met demonen. Met zichzelf. En de vijandige wereld om hen heen.

En ergens raak ik tijdens het gesprek mijn journalistieke pet kwijt. Ik weet dat ik verder moet. Dat ik niets aan Eduard heb. Omdat citaten geen citaten zijn als de zender zelf niet weet wat hij zegt.

Maar ik blijf hangen bij Eduard. En voel me schuldig. Daar zit ik dan. Een verhaal bij elkaar te harken. Over zijn woning. Zijn buurt.Het leed van een ander.

En ik weet dat ik straks weer in mijn auto stap. Een verhaal maak. En niet meer terug kom.

Eduard heeft die luxe niet. Hij moet na de schoonmaak terug. Naar die wijk waar drugsdealers welkom zijn. Buurtgenoten elkaar schreeuwend op straat te woord staan. Auto’s door de straat jakkeren. Stelletjes elkaar de woning uit slaan.

Boze buurmannen het gas laten stromen.

Daar zit je dan. Met je schizofrenie.

Even volop aandacht. Gratis koffie. Begeleiding van de woningbouw. Journalisten die ineens interesse hebben in je verhaal.

Maar straks moet je weer terug. Naar een wereld die je nauwelijks begrijpt. Die jou niet wil begrijpen.

Misschien komt straks de klap wel. Het besef. De angst waar je geen rationeel antwoord op hebt.

En ik weet dat ik er dan niet ben. En dat mijn collega’s al lang weer op een andere deadline zwoegen.

Want dat is wat we doen. We maken verhalen over mensen.

En laten het echte verhaal alleen.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *