Hij zoeft iets voor sluitingstijd de supermarkt binnen. Laat zijn fiets met een stalen smak op de grond vallen.
En richt zijn vuurwapen op de dichtstbijzijnde medewerker.
Klanten en personeel. Ze kijken allemaal alsof het niet waar kan zijn. Niet hier. Niet nu.
Dan gebeurt wat niemand verwacht. Klanten komen in actie. Laten de overvaller struikelen. Duiken bovenop hem. En wrikken het dodelijke vuurwapen uit zijn hand.
De adrenaline spuit in het rond. Samen wachten ze op de politie. Die neemt de boef mee. Twintig jaar en nu al een groot probleem.
Einde overval.
Ik wacht even buiten de supermarkt op de man die het wapen uit de handen van de jonge roofovervaller wist te krijgen.
Kranten houden nu eenmaal van helden.
De supermarkt ligt in een bekende volkswijk. Daar waar mensen soms niet tegen de politie praten omdat het wij(k)gevoel belangrijker is dan de platte pet.
Drie jonge dames lopen langs de winkel. Druk in gesprek. De middelste duwt tamelijk verveeld een kinderwagen voor zich uit.
Een van de vrouwen perst een blikje tegen haar lippen. Slaat haar hoofd achterover. Leegt de inhoud. Gaat kort door de knieƫn. En zet de waardeloos geworden verpakking naast haar op de stoep.
Keurig rechtop.
Er worden geen vragen gesteld. Er gaan geen wenkbrauwen de lucht in. Het trio vertraagt zelfs eendrachtig de pas om de wonderlijke afvalverwerking mogelijk te maken. En loopt dan door. Kijkt niet om. Het gesprek heeft geen ander onderwerp gekregen. Het blikje blijft achter.
De held laat ondertussen nog even op zich wachten.
Ik bel de bedrijfsleider van de supermarkt en hoor een vrouwenstem. Ze geeft me een keuzemenu. Of ik op de twee wil drukken voor de kaasafdeling. Op de drie voor de afdeling vleeswaren.
Ik luister obligaat. En vraag me ondertussen af wie eigenlijk naar een supermarkt belt voor de kaasafdeling. En met welke vraag.
Of er nog kaas is?
De vrouwenstem kent geen twijfel. Ze ratelt blikkerig door. Aan het einde van haar opgenomen boodschap zegt ze dat het nummer een gereserveerd is voor de ondernemer.
Iets in haar toon is anders. Een voor De Ondernemer. Ze spreekt met ontzag. Alsof er meer is dan alleen een opname. Ik druk op de een. De telefoon blijft gaan. Geen contact.
Ik hou de telefoon aan mijn oor en kijk naar rechts. In de lange winkelruit van de supermarkt zie ik de bedrijfsleider wegduiken tussen zijn schappen.
Vlak voor mij stopt een auto. Drie jongens. De ramen gaan open. De muziek bonkt tamelijk hard naar buiten. Na een paar minuten waait een onmiskenbare geur over de stoep. Het trio doet geen enkele moeite de schijn van stiekem in stand te willen houden.
Ze kijken me provocerend aan. Ik kijk verveeld terug.
Ja, wij blowen. Zeker wel. En wij rijden straks gewoon weer weg. Knappe jongen die daar iets aan gaat doen.
Dan arriveert de held in kwestie. Nee, hij voelt zich geen held. Maar trots is hij wel. En het is hem al langer een doorn in het oog. Die hufterigheid in Nederland.
En dat moet maar eens een keer afgelopen zijn ook. En natuurlijk heeft hij zich niet bedacht daar in die supermarkt. Die jonge overvaller kan best een drugsprobleem hebben, hoor. Zal allemaal wel. Maar je hebt gewoon met je poten van andermans spullen af te blijven.
‘Als wij elkaar aanspreken op asociaal gedrag, dan zal het allemaal een stuk beter gaan’
In de krant staat de volgende dag een kort verhaal over een heldhaftige man die besloot om in te grijpen.
Hij wel.