Leed is nooit lang leuk

Wij houden van leed. Zo lang het om de ander gaat. We lezen er maar al te graag over. Staan netjes in de file om het aan de andere kant te kunnen zien. En dan rijden we door. Stiekem opgelucht.

Ik sta door mijn werk wel eens bij een plaats delict. Omdat iemand op gewelddadige wijze om het leven is gekomen. Soms door een mes of een kogel. Soms ook door een stadsbus. Het is er nooit rustig. Groepjes mannen. Vrouwen op de fiets. We willen weten wat er aan de hand is. En als het te lang duurt, fietsen we door. Het leed is altijd maar even ook van ons.

Verdachten die zich melden bij de rechtbank kennen dit principe maar al te goed. Ze hebben schulden of foute vrienden. Stoornissen of andere ellende. Ze vechten tegen demonen. Meestal tegen zichzelf.

In het begin zijn ze bijna allemaal als een verse weduwe. Aandacht genoeg. Leed heeft een sterke magnetische kracht. We willen er bij zijn. Misschien geeft het wel troost om te weten dat de ander het nog slechter heeft.

En dan haken we af.

Omdat we verder willen. Moeten. Omdat het leed wat ons eerst zo aantrok, ons ineens naar beneden lijkt te halen. Het leed blijft achter. Alleen.

Ik sprak laatst een weduwe. De dood van haar man was al lang niet zo vers meer. Ik vroeg haar of het nu beter ging. Haar antwoord was veelzeggend.

‘Juist niet. Het wordt alleen maar erger.’

De bezoekjes van ongeruste mensen nemen af. De toon van de gesprekken minder zalvend. Harder. Op de een of andere manier ligt er een collectieve afspraak voor de houdbaarheid van leed.

Mensen willen bij leed horen. Maar nooit voor lang. Het leven gaat door. Hang de slingers maar op. Wat we niet zien, dat is er niet.

En het werkt. Natuurlijk werkt het.

Tot het je zelf overkomt.

Delen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *