Ik sta nooit stil bij de dood. Ik ben er niet bang voor ook.
Niet omdat ik zo dapper ben. Integendeel. Ik denk er gewoon niet over na. Sta op. Doe wat ik moet doen. Wat ik wil doen. De dood is niet van mij.
Toch heb ik alle redenen om bang te zijn. Omdat ik elke dag onbewust afhankelijk ben van honderden factoren die buiten mijzelf liggen. Van combinaties die in een milliseconde veranderen. Tot ze de dood in het vizier hebben.
Iedere dag sterven mensen onder gruwelijke omstandigheden.
Ik denk er niet bij na. Omdat ik weet dat het geen zin heeft. Omdat ik er geen invloed op heb.
Op 14 juni 2010 vallen de factoren verkeerd uit voor de 63-jarige Els.
Ze rijdt op die dag met haar man over de ringweg van Groningen. Precies op dat moment. Geen minuut eerder of later. Ze heeft een reden om hier te zijn. Maar meer ook niet. Ze woont hier niet. Komt hier niet vandaan.
De weg is net nieuw. Een ander viaduct. Een extra bolling in de weg. Aan de rand van de ring viert een duur ‘interieur- en designcentrum’ zijn 100-jarig bestaan. De meubelboer heeft een groot rood reclamedoek opgehangen. Met een opmerkelijk lange cryptische tekst.
Omdat ook dure meubelstukken verkocht moeten worden. Automobilisten gelokt.
Ietsje verder op de ring staat een vrachtwagen met pech. Misschien wel van een overwerkte chauffeur. Of van een bedrijf waar onderhoud door de crisis geen prioriteit meer heeft.
Het is ongewoon druk op de weg. Niemand wil op deze dag de eerste wedstrijd van het Nederlands elftal missen. Het WK lonkt.
De vrachtwagen. De drukte. Misschien wel de bolling. Samen goed voor een korte en onverwachte file.
De buschauffeur die de file niet ziet, is een ervaren chauffeur. Hij stuurt al 35 jaar zware bussen door het verkeer en dat gaat altijd goed.
Vandaag rijdt hij voor het eerst over het nieuwe traject. Kijkt naar het opvallend rode reclamedoek rechts van hem. Zijn blik even niet op de weg.
Op 200 meter van de file moet hij in theorie de rij wachtende auto’s kunnen zien. Zo heeft de politie later uitgedacht.
Maar hij ziet het niet. Naar eigen zeggen. En davert per seconde 22 meter verder over de weg. Tot hij geen meter meer over heeft. Zijn 11.500 kilo wegende lijnbus knalt in volle vaart op de achterkant van de Ford Ka.
Van Els.
Haar hersenen verwerken de klap niet. Ze sterft op het asfalt.
14 juni 2010. Voor Els en haar nabestaanden een bizarre dag. Ongewoon. Anders dan anders.
Maar eigenlijk was dat het niet. Het was een dag als alle anderen. Met mensen die allemaal naar huis willen. Met vrachtwagenchauffeurs die pech krijgen. Een meubelboer die graag luidruchtig aan de wereld wil vertellen dat hij al heel lang meubelboer is. En dat er toch vooral bij hem gekocht moet worden.
Met een buschauffeur die al een tijdje op die saaie snelweg zat. Met een bus met een begrenzer. Niet harder dan 85. Die wellicht met zijn handen stuurde en met zijn hoofd elders was.
Omdat mensen nu eenmaal denken. Op de raarste plekken. Op de gekste momenten.
Met files die ontstaan na een bolling in de weg. Wegen die veranderen omdat we met zijn allen vooruit moeten. Met de populariteit van kleine personenauto’s die goedkoop zijn en soms aardig voor de blauwe envelop, maar geen partij voor zware autobussen.
Met voetbalwedstrijden die soms bepalen hoe druk het is op de weg.
Els is dood. En het is misschien hard om te zeggen. Maar haar dood is helemaal voor niets geweest. We kunnen er niets van leren.
Morgen staat er weer ergens een vrachtwagen met pech op de weg. Altijd heeft iemand ergens het hoofd er niet bij. Reclameborden blijven schreeuwen om aandacht. Ook op plekken waar dat wellicht niet zo handig is. Auto’s leggen per onoplettende seconde grote afstanden af.
Mensen voelen zich veilig in de vertrouwde omgeving van hun auto. Ook al staan we soms uren stil in onze eigen stalen doodskisten.
De factoren zijn altijd aanwezig. Ook bij u.
Het wachten is slechts op de dodelijke combinatie.