Ik heb lang zitten twijfelen of ik onderstaand verhaal wel zou publiceren. Er zijn namelijk allerlei hele goede redenen te bedenken om geen aandacht te schenken aan iets dat zelf zo graag aandacht wil. Soms is zwijgen gewoon beter.
Misschien is dat nu ook wel zo.
Maar ik ben ook met dit weblog begonnen om te laten zien hoe ik als rechtbankverslaggever zelf dingen ervaar. Wat dit werk met mij als persoon doet. Zaken die er in de krant of op de radio helemaal niets toe doen.
Maar hier juist wel.
Ik heb onlangs de politie ingeschakeld.
De trouwe bezoeker van dit weblog heeft waarschijnlijk wel eens iets gelezen over mijn cyberstalker. Een man met een duidelijke missie.
Helaas was het zijn missie om mijn naam op het internet door het slijk te halen.
Ach, zult u zeggen. Stel je niet aan. Je had toch zo’n dikke huid?
Misschien. Maar ook iemand met een dikke huid hoeft niet alles te pikken.
Het internet staat open voor iedereen. Mijn cyberstalker maakte maar liefst twee verschillende weblogs aan. Het voornaamste onderwerp? ‘Chris Klomp Rechtbankverslaggever’. Waar hij over schreef? Kort gezegd: hoe slecht ik wel niet was. Als mens. En als journalist. Niet integer.
De verhalen werden niet alleen dik aangezet, soms viel op iedere regel wel een pertinente leugen te lezen. Waarom de waarheid gebruiken als je met leugens veel meer schade aan kan richten?
Mijn digitale plaaggeest ging zelfs zo ver om een complete ontmoeting tussen hem en mij in scene te zetten en op zijn weblog te beschrijven. Een ontmoeting waaruit bleek hoe arrogant en slecht ik eigenlijk wel niet was.
De man ging mij daarnaast op een zeer goed gelezen fora verbaal te lijf. De reden? Ergens in een discussie op het internet zei ik iets wat volgens hem niet door de beugel kon.
Tsja.
In het begin won mijn fascinatie het van mijn afschuw. Hoe komt het dat iemand zijn vrije tijd opoffert om een hem volstrekt onbekende te lijf te gaan? Hoe kan het dat iemand willens en wetens de meest belachelijke leugens lanceert en daar voor zichzelf blijkbaar vrede mee heeft? Hoe werkt zoiets?
Maar de afschuw won het uiteindelijk van de fascinatie.
De laatste weken werd het namelijk erger. Onbetamelijk zelfs. Bedreigend.
Ineens las ik op een van zijn weblogs over een beproefde tactiek om iemand te treffen. Door zijn familie te treffen. Er doken een paar als bedreigend te interpreteren comments op, daar waar maand na maand niemand ooit een reactie had geplaatst op zijn schrijfsels. Waren het eigenlijk wel reacties van anderen?
Plotseling stond ik met naam en toenaam in een ranzig homoporno-verhaal op het internet. Op verschillende websites.
En wat te denken van een duidelijk naar mij te herleiden verhaal waarin staat te lezen dat sommige mensen eigenlijk geen kinderen zouden moeten hebben?
Ik heb drie kinderen. Mijn jongste is van 28 april 2009.
Hoe bizar is het om op het internet expliciet uitgemaakt te worden voor dierenmishandelaar omdat je een foto hebt gemaakt van je spelende kat? Om te lezen dat er ‘overleg’ is geweest tussen of met mijn collega’s en leidinggevenden en dat mijn ontslag aanstaande zou zijn?
Om vervolgens mails te krijgen met als titel: ‘NOG freelancer’
En zo zijn er nog talloze voorbeelden. Een oproep om klachtkaarten te sturen naar de rechtbank. Een klaagbrief aan mijn naaste collega. Een telefoontje naar de hoofdredactie. Contact met de president van de rechtbank. Een vermeende brief aan de hoofdofficier van justitie. Diefstal van een door mij gemaakte foto om op het internet daar doodleuk je eigen naam onder te zetten.
En dat is slechts een beperkte selectie.
Het bizarre van dit hele verhaal is dat ik (beroepshalve) heel goed weet wie deze man is. Ik heb hem zeker vier keer in een mail verzocht om mij met rust te laten.
Het ging onverminderd door.
Als je in Nederland meent dat je slachtoffer bent van (cyber)stalking, dan kun je bij de politie een melding doen. Een melding is nog geen aangifte. Het is een startpunt.
Inmiddels heb ik die melding gedaan. De politie heeft mijn verhaal opgenomen, de naam van de ‘verdachte’ genoteerd en een mutatie gemaakt. Wat volgt is een persoonlijk gesprek.
Ik heb daarnaast mijn stalker in een persoonlijke mail opnieuw duidelijk gemaakt dat ik geen last meer van hem wil hebben. Als hij mijn grens nog een keer raakt, maak ik van de melding een aangifte. Dat is geen dreigement. Dat is het verwijtbare resultaat van een langdurig spervuur aan onzin, flauwekul, laster en insinuaties.
Sinds het mailtje heb ik geen last meer van hem. De lasterlijke verhalen zijn van het web gehaald. Ze zijn nog slechts als cachepagina opvraagbaar via Google. Ik heb een wantrouwende aard, vandaar dat ik al zijn schrijfsels heb opgeslagen. Het is een ‘dossier’ van ruim zestig pagina’s geworden.
Oke, rechtbankverslaggever. Ergens op het gigantische web staat een marginaal weblogje waar iets lelijks op staat of stond. Sneu voor je. En nu?
Nu niets.
Ik vind dit verhaal iets zeggen over de negatieve kracht van het internet.
Over het ‘recht’ van een ieder om laster te verspreiden.
En de moeite die je ongevraagd moet doen om er een einde aan te maken.