Persvrijheid versus bescherming slachtoffers

Slachtofferadvocaat Sébas Diekstra stapt naar de Hoge Raad om een einde te maken aan de verspreiding van persoonsgegevens van (minderjarige) slachtoffers van zedenmisdrijven aan de pers. Volgens Diekstra worden gegevens ‘te pas en te onpas’ gedeeld met de media. Zijn actie lijkt in beginsel sympathiek en logisch, maar kan verstrekkende en ongewenste gevolgen hebben voor de openbaarheid van de rechtspraak.

Slachtofferadvocaat Diekstra is een gepassioneerde raadsman die met ziel en zaligheid opkomt voor zijn cliënten. En dat is te prijzen. Vanuit zijn expertise is het goed te begrijpen dat hij opkomt voor de rechten van slachtoffers in strafzaken. In een interview met het Algemeen Dagblad uit hij echter zijn ongenoegen over de informatieverstrekking aan de pers en daarbij trekt hij wat mij betreft te grote schoenen aan.

Toeval?

Volgens Diekstra ‘bleek afgelopen week bij toeval dat de rechtbank in Den Haag een document ter inzage had gegeven waarin de persoonsgegevens van zes zedenslachtoffers vermeld stonden. Dit verspreiden richting media van gevoelige informatie over slachtoffers blijkt te pas en te onpas gebeuren. Dit moet stoppen en snel. Slachtoffers verdienen betere bescherming’

Door deze woorden kan het beeld ontstaan van een rechtspraak die gretig (te pas en te onpas) en bewust gevoelige gegevens (het gaat hier om namen en geboortedata) doorspeelt aan de media. Het lijkt ook wel of Diekstra – met al zijn ervaring – ineens tot zijn ongenoegen ontdekt dat dit speelt.

Hier past enige nuancering.

Bestandenpostbus

De praktijk in Nederland is dat (rechtbank)verslaggevers sinds jaar en dag onder embargo toegang hebben tot een online bestandenpostbus waarin onder meer dagvaardingen staan van zaken die dienen bij rechtbanken in Nederland.

Het is dus niet zo dat de rechtspraak ´te pas en te onpas´ bewust persoonsgegevens van slachtoffers verstrekt aan de pers, het is een bijkomend gegeven omdat die namen (en geboortedata) in de verstrekte dagvaardingen zijn opgenomen.

Persrichtlijn

De landelijke persrichtlijn van de rechtspraak is er ook duidelijk over.

Het gerecht stelt een week voor de zitting gratis zittingslijsten ter beschikking aan journalisten. In strafzaken, voorlopige voorzieningen in bestuurszaken en in korte gedingen liggen dagvaardingen, verzoekschriften en beroepschriften uiterlijk één week voor de zitting onder embargo ter inzage voor journalisten.

En:

Op de informatie op de zittingslijsten rust een embargo tot aan het moment dat de zaak in het openbaar wordt behandeld. Tot dan kunnen de dagvaardingen immers nog worden ingetrokken en heeft de rechtszaak in feite niet bestaan. De gerechten gaan er dan ook vanuit dat de journalisten voorafgaand aan zittingen vertrouwelijk omgaan met de verstrekte informatie.

Verleidelijk

Het is erg verleidelijk om te betogen en te besluiten dat namen van (minderjarige) slachtoffers voortaan niet meer in de dagvaardingen opduiken, maar dat raakt – onbedoeld – aan de kern van de openbare rechtspraak. In de zaak waar Diekstra nu een handhavingsverzoek indient bij de Hoge Raad zijn de destijds minderjarige slachtoffers inmiddels meerderjarig.

Want waar gaan we dan precies de grens leggen? Welke slachtoffers van welke delicten gaan we beschermen en welke niet? Volgens Diekstra is openbaarmaking onrechtmatig en in strijd met de AVG. Maar als dat daadwerkelijk zo is (en dat sluit ik zeker niet uit) zou dat dan ook niet moeten gelden voor alle slachtoffers in alle strafzaken?

En in het verlengde daarvan ook voor alle verdachten?

Het is verleidelijk voor niet-journalisten om je op het standpunt te stellen dat niemand iets te maken heeft met de gegevens van slachtoffers en verdachten, maar dat ligt wel iets gecompliceerder.

Selectie

Journalisten zitten niet de hele dag op rechtbanken om ter plekke te kunnen beoordelen of een rechtszaak nieuwswaarde heeft of niet. Dat kan ook niet, in de meeste rechtbanken in Nederland dienen dagelijks minstens dertig tot vijftig strafzaken en uiteraard in verschillende zalen. Het is fysiek niet eens mogelijk om ze allemaal bij te wonen. De pers maakt van tevoren dus een selectie en voor die keuzes is het voor ons van essentieel belang om zo veel mogelijk informatie te hebben.

En ja, ook de namen en geboortedata van slachtoffers (en verdachten) kunnen in voorkomende gevallen doorslaggevend zijn.

Er zijn nu al rechtbanken die zelf een summiere perslijst maken aan de hand van (niet-verstrekte) dagvaardingen. Een dergelijke perslijst kan namelijk bestaan uit een paar eenvoudige zinnen. Of gewoon:

Diefstal met geweld op de openbare weg, 10.00 uur.

Gordon

Daar kunnen we weinig mee. Het maakt voor de nieuwswaarde nogal een verschil of de onbekende buschauffeur Henk-Jan slachtoffer is van de diefstal van zijn Nokia 3330 of – ik noem maar iemand – een Gordon die drie peperdure Rolex-horloges onder dreiging van geweld in moet leveren tijdens een roofoverval in zijn villa.

In het uiterste geval zou het zelfs zo kunnen zijn dat een ogenschijnlijk simpele mishandelingszaak over wordt geslagen omdat de pers niet weet dat het slachtoffer in die zaak Thierry Baudet heet.

Ook geboortedata zijn voor ons relevant. Een 82-jarige verdachte die een baby zou hebben misbruikt is een ander verhaal dan een 26-jarige jongen die een 23-jarige vrouw heeft aangerand. Een overvaller van 84 is iets anders dan een draaideur-crimineel van 27. Een hoogbejaard slachtoffer van een babbeltruc of online oplichting heeft ook weer een geheel eigen nieuwswaarde.

Minderjarig

Geen enkele journalist zal het een probleem vinden als de namen van minderjarige zedenslachtoffers niet meer opduiken in de dagvaardingen. Wij doen al niets met die namen, ondanks het feit dat ze gewoon worden genoemd tijdens de inhoudelijke behandeling van een strafzaak.

Maar met een algemeen geldend beroep op de bescherming van de privacy dreigt het risico van een rap glijdende schaal.

Voor de goede orde: dit verhaal is bepaald geen onbestendig toekomstscenario.

Zorg

Het is namelijk al langer een zorg van het vaste clubje rechtbankverslaggevers. Zo zien we dat rechters in toenemende mate zedenzaken achter gesloten deuren houden in verband met de privacy van de slachtoffers. In rechtbankland laait bovendien af en toe ook vanuit de rechtspraak zelf de onvrede op over het verstrekken van dagvaardingen aan de pers.

Er zijn rechtbanken die alle dagvaardingen verstrekken (Den Haag, Rotterdam en Groningen bijvoorbeeld), maar er zijn inmiddels ook rechtbanken (onder meer Oost-Brabant en Amsterdam) die de dagvaardingen wel ter inzage aanbieden als daar specifiek om gevraagd wordt, maar ze niet automatisch (via de online bestandenpostbus) verstrekken.

Een wat onlogische constructie als je het mij vraagt. Het levert ons en de voorlichters louter extra werk op als we meer willen weten van de zaak dan een doorgaans veel te summiere beschrijving op een perslijst.

Probleem

De vraag is wat mij betreft ook voor welk probleem dit allemaal precies een oplossing is. Als het goed is doen journalisten namelijk niets met de namen van slachtoffers in een dagvaarding.

In zeldzame gevallen, waarbij wat al te doldrieste collega’s aan de hand van de informatie in een dagvaarding op zoek gaan naar slachtoffers, is het vrij eenvoudig om te wijzen op de embargo-regeling die van toepassing is.

Journalisten die zich misdragen kunnen in het uiterste geval de toegang tot de bestandenpostbus kwijtraken.

Dergelijk beleid zorgt ervoor dat we het kind niet met het badwater weggooien en integere journalisten toegang blijven houden tot essentiële informatie. Informatie die nodig is om een goede afweging te kunnen maken naar welke zaken we gaan en welke we laten schieten.

Openbaarheid

De openbaarheid van de rechtspraak is een groot goed om meerdere redenen. Het is er om ervoor te zorgen dat rechters en het Openbaar Ministerie niet in achterafkamertjes vrijelijk het recht toe kunnen passen zonder externe controle en toezicht. De openbaarheid is geregeld in artikel 269 van het Wetboek van Strafvordering:

Het onderzoek ter terechtzitting geschiedt in het openbaar

Daarnaast is het ook nog eens zo dat een van de strafdoelen in ons systeem, namelijk de generale preventie (effect van afschrikking), niet zonder openbaarheid van de rechtspraak kan.

Het heeft namelijk voor dit doel nogal weinig nut om als rechtbank een straf op te leggen ter waarschuwing aan anderen, als die anderen helemaal geen kennis hebben van die straf en de overwegingen.

Voor die openbaarheid is het wat mij betreft essentieel dat rechtbankverslaggevers een goede afweging kunnen blijven maken van de (nieuws)waarde van een specifieke strafzaak.

En daar hoort toegang bij tot essentiële informatie.

Waardeer dit artikel!!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Je kunt mij ook met een vast bedrag per maand steunen: klik dan hier. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -
Delen