Slachtoffermaffia

Ik denk niet dat ik met dit verhaal vrienden ga maken. Maar het moet (opnieuw) maar eens gezegd: wij lijden in Nederland aan een twijfelachtige vorm van slachtoffer-fetisjisme.

We zijn geneigd slachtoffers altijd en overal maar te geloven. Zij hebben het monopolie op de waarheid en dienen alle steun en hulp te krijgen. Dat de waarheid vaak veel genuanceerder ligt dan verontwaardigde politici ons doen geloven en slachtoffers vaak ook een rol hebben in het geheel schuiven we voor het gemak maar even aan de kant.

Ik zie dat wekelijks terug in de rechtszaal, waar slachtoffers er soms niet voor terugdeinzen om verhalen op te kloppen of desnoods te verdraaien om te krijgen wat ze willen. Of dat nu erkenning is voor de zelf aangemeten slachtofferrol, het afschuiven van de eigen schuld of gewoon keiharde euro’s.

We zijn daar heel hardnekkig in. Zo erg zelfs dat ook Slachtofferhulp Nederland probleemloos en kritiekloos kansloze schadevergoedingen vraagt aan de rechter.

Op maandag drie oktober 2013 loopt Sikko de rechtszaal in. Sikko heeft een puinhoop van zijn leven gemaakt. Hij is vanaf zijn 23ste verslaafd aan harddrugs. Zelf heeft hij een hele duidelijke en eerlijke mening over zijn leven:

‘Het is nu vijftien jaar een puinhoop. Ik heb tot nu toe niets bereikt. Ik heb talent genoeg, maar ik ben niets’

Sikko is bezig met een hele lange worsteling. Zijn verslaving is als een ziekte waar artsen geen simpele pilletjes voor hebben. Wij kunnen daar, met een sigaret in de hand, een hele heftige mening over hebben. Verslaving iets vinden voor zwakke mensen, bijvoorbeeld.

Maar feit is dat zelfs hele strenge verslavingsklinieken moeite hebben om deze mensen weer vlot te trekken. Feit is dat een stof als cocaïne ook iets in de hersenen doet met motivatie.

Sikko is een crimineel. Naar de letter van de wet. Hij houdt zich bezig met criminele zaken. Maar Sikko steelt niet midden in de nacht uit huizen. Hij zet geen messen of wapens op de hoofden van zijn slachtoffers. Hij pleegt geen ramkraken en slaat niemand in elkaar.

Sikko praat op straat. Al tien jaar. En dat doet hij heel goed. Hij vertelt mensen bijvoorbeeld dat hij zijn autosleutels kwijt is en dat hij dringend geld nodig heeft voor het openbaar vervoer. En mensen geloven Sikko. Ze geven hem geld om hem te helpen. Twintig euro bijvoorbeeld. Omdat Sikko een nette, leuke man is en ze geen reden hebben om hem te wantrouwen.

Uiteraard komt het geleende geld nooit terug. Het brein van Sikko heeft geld nodig om hem een goed gevoel te bezorgen. Of in ieder geval een minder slecht gevoel.

Uiteindelijk komt Sikko een vrouw tegen. Op straat. Laten we haar Saskia noemen.

Saskia is naar de rechtszaak van Sikko gekomen. Niet om te kijken hoe het hem vergaat of welke straf hij zal krijgen. Nee. Saskia wil geld zien. Tweehonderd euro om precies te zijn. Smartengeld. Sikko moet haar leed vergoeden.

‘Ik ben bang. Ik zou niet zomaar meer mensen gaan helpen. Ik gebruik medicatie en zeker nu omdat ik de mensen anders ben gaan bekijken. Ik durf niet meer met de hond uit. Bang dat iemand mij zal pakken. Ik heb last van een verstoord mensbeeld’

Naast Saskia zit iemand van Slachtofferhulp. Een vrijwilliger die normaal gesproken mensen opvangt die de meest vreselijke trauma’s ondergaan. Het verlies van een kind, een partner, een vreselijk verkeersongeluk.

De vrijwilligster zei niets. Helemaal niets.

Ze zei niet tegen Saskia dat ze heel misschien eerst even om zich heen moet kijken in deze wereld. Dat rond haar vreselijke dingen gebeuren die je mensbeeld blijvend kunnen verstoren. Dat er in een mensenleven heel veel kan en zal gebeuren. Dat sommige mensen worstelen met de demonen in hun hoofd en hun dagelijkse strijd om te krijgen waar hun lijf om schreeuwt. En dat je helemaal geen recht hebt op rechtvaardigheid en soms als eervol mens nu eenmaal ten prooi valt aan de wanhoop van anderen.

Dat zei ze niet. Ze zweeg. Ze liet Saskia gewoon slachtoffer zijn.

En blijven.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *