Troostpremie

Op 19 maart 2011 schiet een politieagent de 38-jarige Erwin van dichtbij in het bovenbeen. Op 30 juni bekijkt de rechtbank een schadevergoeding. Van het slachtoffer.

Hij wil 1000 euro hebben. Voor psychische schade veroorzaakt door een zeer ernstige bedreiging. En de gevolgen van het schot.

Op de schadevergoeding prijkt het logo van de politie. Het is de agent die geld wil.

Het Openbaar Ministerie gaat mee in de wens van de agent. Die is namelijk geschrokken. Vlak voor het schot zag hij de dood in de ogen. Voor hem stond een man met een boog. En een pijl. Strak gespannen.

De agent heeft het moeilijk. Hij moest op 19 maart een keuze maken. Een confronterende keuze. Hij of ik. En dat is hem niet in de koude kleren gaan zitten. Hij is geschrokken. Dat zeker. Maar het is vooral de keuze die hij moest maken. Dat zit hem dwars.

De advocaat van Erwin is het er niet mee eens. Hij noemt het bedrag een troostpremie en zet vraagtekens.

‘Hoort dit niet gewoon bij het werk? Risico van het vak? Krijgen agenten niet juist allerlei trainingen om weerstand te bieden aan geweld? En past daar wel een troostpremie bij?’

De officier van justitie stoort zich aan de woorden van de advocaat. Natuurlijk trainen agenten op ernstige geweldsincidenten. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze dit gedrag maar moeten pikken. En het wil zeker niet zeggen dat een heftige gebeurtenis geen schade kan veroorzaken bij agenten.

Iets in de ingediende schadevergoeding schuurt.

Schrikschade bestaat. Psychische problemen ook. Geen training ter wereld kan iemand voorbereiden op de gevolgen van een schot. Op wat er door je hoofd gaat als je iemand een kogel door het been jaagt.

Maar heeft de agent die confronterende keuze eigenlijk niet al veel eerder gemaakt?

Jaren geleden?

Toen hij zijn handtekening plaatste onder een heel ander formulier?

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *