Hans staat er gekleurd op vandaag.
Hij draagt een lichtgroen overhemd en een paarse jas. Zijn bril heeft een geel montuur en aan zijn kont hangt een camouflage-broek. Woestijnkleuren.
Hans is in de zestig en tbs’er. Hij had ooit seks met een 15-jarige jongen en dat mag niet. Ook al was Hans in zijn emotionele ontwikkeling niet gek veel ouder dan zijn slachtoffer, van kinderen hoor je af te blijven. Dat vinden wij in deze maatschappij.
Dat de jongen volgens zijn advocaat een actieve rol had in de seksuele beleving, doet niet ter zake.
Samen met zijn begeleider komt Hans vrolijk en opgeruimd door de voordeur de rechtbank binnen. Hij is vandaag met een doel naar de rechtbank gekomen. Hij wil naar buiten. Weg van de kliniek waar hij al jaren zit. De vrijheid tegemoet. Geef hem een flatje en wat begeleiding en het komt goed.
En dan gebeurt er iets bijzonders in de rechtszaal.
Hans krijgt aan alle kanten steun. Niet alleen van zijn advocaat. Maar ook van een deskundige. En van de officier van justitie. Alsof de boze en stelselmatig verontwaardigde maatschappij buiten niet bestaat, strijden de partijen in het proces eendrachtig om de vrijheid van de tbs’er. Hartstochtelijk zelfs.
Kans op recidive aanvaardbaar klein bij voldoende begeleiding.
De uit Amsterdam gekomen psycholoog moet zelfs zijn uiterste best doen om zijn verontwaardiging binnen te houden. Zijn boosheid over hoe Hans door de molen van justitie en rechtspraak is gegaan. Het gaat hem niet goed af. Zijn woede is te voelen in de zaal. Over de rapporten die Hans al die jaren al vergezellen. Rapporten waarin het woord pedofiel veel te nadrukkelijk tussen de regels door opduikt.
‘Een kwalijke zaak’, fulmineert de psycholoog. Omdat er van pedofilie helemaal geen sprake is. En omdat niet iedere kindermisbruiker automatisch een pedofiel is. En omdat een rapport met dat vreselijke stempel bijna een garantie is voor een slechte toekomst. Een toekomst waarin Hans nergens meer op een eigen plekje kan rekenen. Wie wil er tegenwoordig nog een pedofiel in de buurt?
Niet alleen de psycholoog vecht voor de man in de paarse jas. De officier van justitie doet mee. Door te zeggen dat een verlenging van de tbs geen recht doet aan de inschatting van het risico. Geen recht aan het in te schatten gevaar dat Hans weer iets doet wat wij met zijn allen niet willen.
De oplossing voor Hans is een sociaal aanvaardbaar leven. Een leven met genoeg sociale contacten. Niet zoals het vroeger was. Nooit meer isolatie, frustratie en drank. Simpel een emotioneel vangnet om niet weer opnieuw terug te grijpen naar de mensen waar hij qua ontwikkeling het dichtst bij staat.
Kinderen.
De officier is duidelijk: Hans moet een eigen plek. Een woonvorm. Met begeleiding. Het liefst ergens in de provincie Groningen. Een flatje met 24-uurs begeleiding, dicht bij het graf van zijn dierbaren. Of een plek in een bejaardentehuis. En de kliniek waar Hans al die jaren al zit, moet dat binnen een jaar mogelijk maken. En een beetje snel, want dat hadden ze al veel eerder kunnen regelen.
Nog niet zo lang geleden schreef ik hier dat de rol van een officier van justitie niet altijd duidelijk is in de maatschappij.
‘Men’ denkt vaak aan een crime-fighter. Een aanklager. The Punisher.
En vergeet daarbij dat een officier er ook staat voor de dader.