Het valt niet te ontkennen dat mensen online graag haten. Maar het kan ook anders. Je kunt de haat soms doorbreken. Ook als mensen, al dan niet onbeholpen, dreigen om je iets aan te doen. De overeenkomsten zijn uiteindelijk altijd groter dan de verschillen. Dit verhaal is met toestemming van een ‘hater’ geschreven.
Haat en boosheid, het draait vooral om onmacht. Niet naar de ander luisteren, je eigen plan blijven trekken, ook al heb je de kennis en de wetenschap (nog) niet om een oordeel te vellen. Je maakt je boos om een snipper van wat je leest, weigert uit je eigen denkraam te vallen, zoekt online de man/vrouw op waar je boos op bent en je gaat los. Best wel vaak niet gehinderd door enige kennis.
We zijn daar allemaal schuldig aan. Ook ik.
(Mocht u nu geen zin hebben om verder te lezen, aan het einde van dit verhaal leg ik uit wat voor een enorme klootzak ik eigenlijk ben)
Sta mij toe de dynamiek van haat en de mogelijke reactie er op uit te lichten aan de hand van een voorbeeld. Ja, het draait weer eens een keer om mij (niets narcistisch is mij vreemd), maar beter kan ik het op dit moment even niet uitleggen. Ik kan niet voor een ander spreken. Vraag anders gerust (maar wel beleefd) aan Hubert Bruls, Saskia Noort of Clarice Gargard hoe het voelt om bestookt te worden met haat en welke keuzes zij daarin maken.
We komen er aan
Op 8 september om 20.13 uur krijg ik op Facebook een bericht binnen via Messenger, de dm van Twitter, zullen we maar zeggen. Het bericht van een man begint met een screenshot van wat ik zelf in 2018 als reactie op een ander ooit heb gezegd op Twitter. Lang verhaal, waar oneindig veel over is gezegd en geschreven (gaaaaap); kunt u hier lezen.
Onder het screenshot tikt de man de volgende berichten:
Jij gaat het zwaar krijgen maat heel zwaar.
Kijken of je face 2 face ook nog dit soort shit durft te verkondigen. We komen eraan no worries mannetjes als jij pffffff
Stel iemand slaat met een hamer op jouw hoofd, dat maakt diegene dan nog geen moordenaar
Ga maar snel naar je vriendjes van de politie aangifte doen van bedreiging i dont care binnen 3 uur ben ik weer buiten. Er zijn mensen die maar weinig te verliezen hebben en die hebben een tyfus hekel aan pedofielen en hen die pedofilie verdedigen
Ik heb dan nog niet gereageerd, maar mijn eerste reactie is zes minuten later als volgt:
Is goed [naam man]
Maar om even op je vraag terug te komen. Als jij mij met een hamer slaat, dan kun je (indien ik kom te overlijden en jij wordt gepakt en je had een plan gemaakt) inderdaad een moordenaar zijn. Als iemand echter een kind misbruikt, dan is die persoon nog geen pedofiel. Wel een kindermisbruiker, maar nog geen pedofiel.
Tot dat punt weinig nieuws onder de zon. Een discussie met een lange baard. Gaat dit verhaal verder ook niet over. Maar wat dan volgt is een gesprek met een goede afloop. Laat ik dat alvast maar even verklappen. Het is heus niet allemaal kommer en kwel op de socials.
De beste man wil mij eerst dringend spreken. Zo dringend zelfs dat hij een afspraak wenst te maken (zeg maar tijd en plek, dan ben ik er), waarbij ik zomaar eens het idee heb dat hij mij nou ook weer niet meteen zal overladen met bloemen, bedankjes en knuffels (man: denk je dat ik zomaar geweld ga gebruiken?).
Het woord ‘zomaar’ is nou niet meteen een geruststelling, zullen we maar zeggen.
Ik vertel hem dat we volgens mij nu al in gesprek zijn met elkaar en dat hij ongepast boos is omdat hij niet precies snapt wat ik zeg en bedoel.
Formulering
Het gesprek gaat daarna alle kanten uit. Ik probeer de beste man uit te leggen wat ik bedoel en gebruik argumenten om aan te geven dat wat ik heb gezegd heel raar over kan komen, maar dat het wel degelijk correct is en er een boel ervaring (van mij) en doorwrochte kennis (van anderen) zit achter die zo op het oog wat ongelukkige formulering.
Dan wijst een collega van het AD mij er ineens op dat de man – ook via Facebook – ook aan het Algemeen Dagblad een bericht heeft gestuurd. Het schijnt dat ik – als viezerik – een goor varken ben dat niet zachtzinnig gewassen moet worden, ontslagen dient te worden en dat mijn collega’s medeplichtig zijn en ook mogen voelen.
Als ik het lees zie ik de consistentie van wat hij zegt. Iemand die vies is moet je wassen. Ik haal het bericht weg, om de beste man te beschermen tegen zichzelf.
Ik vertel hem in mijn eigen Messenger wat ik al best vaak heb moeten zeggen: dat ik niet in dienst ben bij het AD en dus niet ontslagen kan worden. Een louter formeel punt, ik weet het, maar het is toch wat het is.
Dan vraag ik de hem of hij gedronken heeft. Dat klinkt misschien als een ongepaste vraag, maar ik heb inmiddels wel wat ervaring met mensen die online helemaal losgaan en dan de volgende dag met het schaamrood op de kaken moeten erkennen dat ze heel erg dronken waren en in een emotionele bui achter de laptop kropen. Naar eigen zeggen, dan. De beste man geeft aan niet dronken te zijn.
Ommekeer
De ommekeer in het gesprek wordt ingezet als de man aan mij vraagt of ik wel eens het een en ander heb meegemaakt; of leer je alles uit boekjes?
Ik sla hierop aan omdat ik meen te ontdekken dat hier een frustratiepunt zit in de richting van best veel journalisten. Het misverstand immers van de ivoren toren waar de ‘hoger opgeleiden’ in zitten (zie naschrift) waardoor die vermaledijde linkse MSM-rakkers helemaal niet weten hoe ‘gewone mensen’ in de samenleving denken en doen.
Ik verleg mijn koers enigszins en vertel hem het volgende (sic):
Ik heb best veel meegemaakt en niet zo heel erg veel in boekjes geleerd. Zo heb ik als beroepsmilitair best veel gezien en meegemaakt. En tijdens mijn reizen over de wereld. En als boerenknecht in Nieuw-Zeeland en Australie. En het wonen in de Diamantbuurt in Amsterdam en op andere plekken in Nederland en de wereld. Die dik 9000 rechtszaken hebben mij ook best wel wat geleerd. En jij?
De beste man maakt er eerst nog een spel van door te doen alsof hij heel beschermd is opgevoed en wereldvreemd is. Ik speel het spel mee en vertel hem dat beschermd opgevoed worden nooit goed is.
De man geeft lichtjes cynisch als antwoord ‘wat denk je zelf’ en vervolgt met de stelling dat hij in een volkswijk opgegroeid is in U.
Daar is de verbinding. Of zoals u wenst: een raakvlak.
Ik laat hem weten dat ik Utrecht een mooie stad vind en dat ik daar heel wat voetstappen heb liggen. Om precies te zijn op Kanaleneiland, waar mijn vader is opgegroeid (deels met een aap en een hond, true story) en waar zijn (en dus mijn) familie nog lang is blijven wonen.
Toon
De toon van het gesprek verandert vanaf dat moment ten goede. De beste man geeft een adres op waar hij in Utrecht heeft gewoond. Een wat mij betreft kwetsbaar en open moment. Ik vertel hem het volgende:
Zie je, hebben we toch meer gemeen dan we dachten
De beste man komt uit eigen beweging dichterbij en zegt: de overeenkomsten zijn altijd groter dan de verschillen is mijn idee
Voilà
Uiteraard doe ik hier geen recht aan de hele conversatie. Omdat ik niet alles openbaar ga maken wat hij heeft gezegd en ook niet wat ik heb gezegd, maar dit is een redelijk accurate samenvatting van hoe het in de kern is gegaan. Het gesprek eindigt met de volgende woorden:
Ik: Nou, anyway. Na zestien uur werken vind ik het wel mooi. Ik zoek mijn mandje op en wens je verder nog veel succes met alles wat je doet. Maak er wat van!
De beste man sluit de conversatie met de volgende woorden:
Tering 16 uur is lang ja. Jij ook het beste, mazzeltov!
Nu kan ik hier op de narcistische toer gaan, niets menselijks is mij immers vreemd, en beweren dat ik dit toch allemaal maar netjes heb opgelost met al mijn bewonderenswaardige geduld en werkelijk wonderbaarlijk wonderschone retoriek, maar de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de beste man (ondanks zijn wat stroeve begin) toch is gekomen met de veruit beste zin van deze conversatie. De kern van waar het om gaat.
De overeenkomsten zijn altijd groter dan de verschillen
Think about it.
Naschrift:
Nee, wij journalisten zitten echt niet in een ivoren toren en zijn doorgaans niet met een gouden lepel in de mond geboren. Ik woon zelf in een multiculturele wijk, heb niet op de universiteit tussen stoffige boeken gezeten, groeide op in een volkswijkje, dreigde niets van mijn leven te maken door verkeerde keuzes en een gevoeligheid voor allerlei verslavingen en depressie, kwam psychisch ooit behoorlijk in de knel (mede) als gevolg daarvan, ik ken het gevoel er niet toe te doen en het liefst uit de wereld te stappen, deed van alles wat God verboden schijnt te hebben, werd door de meervoudige militaire kamer én de politierechter veroordeeld, zat ooit uren op het politiebureau na een een aangifte, werkte tijdens mijn opleidingen gewoon als krantenjongen en schoonmaker (ook ’s nachts), ik ben niet immuun voor corona en ook al niet voor ernstige ziektes bij naasten en collega’s, heb de dood letterlijk in de ogen gekeken en meer leed gehoord én gezien dan mij lief was.
Maar dat alles is een ander verhaal en dat komt ook nog wel een keer.
Waardeer dit artikel!!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan met een eenmalige donatie! Je kunt mij ook met een vast per bedrag per maand steunen: klik dan hier. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.